Richtlijn: ADHD (2015)

5. Diversiteit-Aanbevelingen

Als we kijken naar beschikbaar wetenschappelijk onderzoek dan zien we een onderbelichting van specifieke groepen. Het onderzoek naar ADHD is vooral gedaan in westerse landen, waarbij etnische minderheden soms zijn uitgesloten en vaak ondervertegenwoordigd waren. Er is veel meer onderzoek gedaan bij jongens dan bij meisjes. Meestal waren het jeugdigen in de schoolleeftijd, soms met een uitloop naar de adolescentie. Jeugdigen met comorbide stoornissen en jeugdigen met verstandelijke beperkingen zijn vaak van dit soort onderzoek uitgesloten.

Het is dus de vraag in hoeverre de bevindingen over signalering, screening, voor- en nazorg, waarvan in vorige hoofdstukken verslag is gedaan zonder meer van toepassing zijn op jeugdigen met een niet-Europese etniciteit, van het vrouwelijk geslacht, op heel jonge leeftijd, met comorbide stoornissen of met een verstandelijke beperking.

Deze specifieke groepen komen hieronder aan de orde.

Aanbevelingen

  • Er dient bij ouders uit andere (sub)culturen extra aandacht te worden gegeven aan de beeldvorming van psychische problemen als ADHD, de visie op de behandeling ervan en op verwante aspecten, zoals de samenwerking met leerkrachten.
  • Houd er rekening mee dat bij meisjes ADHD met minder externaliserende klachten gepaard gaat, waardoor deze minder makkelijk te herkennen is. Meisjes zijn geneigd hun onvermogen te overdekken door steeds harder te gaan werken.
  • Houd rekening met het feit dat bij jeugdigen met een verstandelijke beperking de kans op het hebben van ADHD verhoogd is.
  • Houd er rekening mee dat ADHD symptomen ook een uiting kunnen zijn van overvraging bij een beperkt IQ.
  • Het is belangrijk om bij een verdenking op ADHD rekening te houden met het bestaan van comorbide stoornissen.

Pagina als PDF