Richtlijn: ADHD (2015)

Omgeving Kind

Omgeving Kind

Uitgangsvragen

Welke rol spelen ouders, verzorgers en leerkrachten bij het signaleren van klachten die wijzen op ADHD bij hun kind?

  • Welke informatie is belangrijk om aan ouders/verzorgers/leerkracht te geven wanneer er sprake is van signalen bij de jeugdige die kunnen wijzen op ADHD?
  • Welke adviezen kunnen gegeven worden aan ouders/verzorgers voor de omgang met de jeugdige in de thuis-, school- of opvangsituatie, wanneer er signalen zijn die kunnen duiden op ADHD?


De uitkomsten van deze vraag over de rol van ouders/verzorgers en leerkrachten zijn niet in een afzonderlijk thema gerapporteerd, maar in paragrafen in de thema's over ADHD, over signalering en screening en over samenwerking en nazorg, omdat zij niet los kunnen worden gezien van de rol van professionele hulpverleners, maar daarmee geïntegreerd dienen te zijn.

De positie van ouders

Richtlijnen worden in de eerste plaats ontwikkeld om richting te geven aan het handelen van hulpverleners, waarbij wordt uitgegaan van de evidence based medicine: behandelingen die in wetenschappelijk onderzoek effectief zijn gebleken. Wanneer de aanbevelingen niet aansluiten bij de wensen en behoeften van ouders en leerkrachten, doet dit afbreuk aan de bruikbaarheid van de richtlijn (MDR GGZ, 2005). Daarom wordt in deze richtlijn stelselmatig stil gestaan bij de rol van ouders en leerkrachten. Daarnaast omdat ouders en verzorgers, leerkrachten begeleiders deel uitmaken van de omgeving van het kind en dus grote invloed op het kind uitoefenen.

De symptomen van ADHD zijn vooral in de omgeving van het kind merkbaar. Dit zijn in de eerste plaats de ouders, broers en zussen en, zodra het kind naar peuterspeelzaal of school gaat, ook leerkrachten en medeleerlingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ouders/leidsters van peuterspeelzalen en dagverblijven en leerkrachten de eersten zijn die de symptomen van ADHD opmerken en een doorslaggevende rol spelen bij signalering (NICE, 2009). Het is aan de professional om daarom goed naar ouders te luisteren. Soms weten ouders door zelfstudie via boeken en het internet al dat de problemen van hun kind op die van ADHD lijken, soms is het aan de hulpverlener om ouders te helpen een nog diffuus gevoel dat het niet goed gaat (het zogenoemde niet-pluis-gevoel) te vertalen van gedrag naar symptoom, bijvoorbeeld van ‘niet luisteren’ naar ‘moeite de aandacht te richten’.

De symptomen van ADHD belasten ook het gezin en de wijdere omgeving. Het is niet verwonderlijk dat onderzoek laat zien dat ouders vaak moeite hebben met hun opvoedkundige taken en dat de relatie met hun kind negatief beïnvloed wordt. Overigens is het niet onbelangrijk om hier op te merken dat (één van) de ouders zelf ook vaak ADHD hebben.

Ook het gezinsleven in bredere zin wordt geraakt. Ouders van kinderen met ADHD ervaren dat zij bijvoorbeeld minder tijd voor ontspanning en omgaan met vrienden hebben. Daarnaast is er de begrijpelijke neiging zich af te vragen wat zij verkeerd doen, en kunnen zich daardoor schuldig gaan voelen (NICE, 2009). Zowel de ouders als de omgeving zijn nogal eens geneigd om de opvoedkundige problemen en de minder plezierige sfeer in het gezin te zien als een oorzaak van de gedragsproblemen van het kind.

Dit is echter een te eenvoudige visie. De interactie tussen opvoeding, ouderfactoren en ADHD bij het kind is complex. Een onhandige opvoedingsstijl zal het kind met een kwetsbaarheid (zoals ADHD) negatiever beïnvloeden dan het kind zonder ADHD. Een kind met ADHD heeft vanuit genetisch oogpunt een grotere kans dat een of beide ouders ADHD hebben. Dit kan zowel negatieve als positieve effecten hebben. Ook andere psychopathologie bij ouders (bijvoorbeeld depressie) kan een effect hebben op het beloop van ADHD. En tenslotte kan een gespannen opvoedingssituatie juist het gevolg zijn van de problemen van het kind en  verbeteren met adequate behandeling (Zie onder meer Deault 2010; Modesto-Lowe e.a. 2008).

Hoe dan ook, van belang is om de ouders veel begrip te geven en ondersteuning te bieden om te voorkomen dat ze moedeloos worden. Topsport vraagt immers om excellente begeleiders. Er wordt veel veerkracht gevraagd van ouders. En het is van belang oog te hebben voor de wisselwerking tussen kindgebonden factoren en omgevingsfactoren. Interveniëren op beide factoren is van belang om problemen bij het kind en de omgeving te verminderen.

De hier geschetste moeilijkheden worden versterkt doordat het kind met ADHD in de omgeving, op school en peuterspeelzaal, in de supermarkt, op een club vaak negatief wordt beoordeeld. Ouders voelen dit en kunnen dit opvatten als kritiek. Het is hierom dat de professional meer dan gemiddeld alert moeten zijn op een goede bejegening van de ouders van kinderen met ADHD. Die zijn gevoelig voor kritiek en zullen een luisterend oor, een respectvolle benadering, betrokkenheid, interesse en eerlijkheid moeten ervaren om zich serieus genomen te voelen.

Het is goed te bedenken dat ouders onderling kunnen verschillen in hun beeld van het kind. Vader vindt bijvoorbeeld dat zijn zoon beter moet leren luisteren en dat het een kwestie is van opvoeding, terwijl moeder uitgaat van onvermogen van het kind. Beide ouders moeten altijd betrokken worden bij het proces van signaleren, screenen en verwijzen voor diagnostiek – ook als ouders gescheiden zijn en het kind met beiden omgang heeft. Ouders (met ouderlijke macht) hebben immers altijd recht op informatie over hun kind. Het is ook van belang naar het kind te luisteren en naar wat hij/zij voor problemen aangeeft. Sommige (zelfs jonge kinderen) zijn goed in staat hun gedrag of gevolgen daarvan te benoemen omdat ze vaak doorhebben dat ze daarin verschillen van hun klasgenoten.

Het is wenselijk dat professionals ondersteuning bieden en proberen ouders en andere opvoeders te stimuleren, te inspireren, en door het aanreiken van handvatten ouders leren goed om te gaan met de situatie en uitzicht te bieden op een positiever toekomstperspectief. Het helpt daarbij te benadrukken dat de kenmerken van een kind met ADHD weliswaar belastend zijn voor hemzelf en zijn omgeving, maar niet alleen als negatief hoeven te worden beoordeeld. Het is de taak van de professional ouders te helpen zich bewust te worden van het bredere perspectief op het gedrag van hun kind. Vaak is dit een proces dat tijd en dialoog vergt. Het geven van uitleg en verduidelijking, bijvoorbeeld door te vragen naar voorbeelden van het gedrag van de jeugdige en voorbeeldsituaties werkt dikwijls meer motiverend dan een al te stellende aanpak. Naast risico’s zijn er ook kansen en de omgang met ouders van kinderen met ADHD moet erop gericht zijn de negatieve aspecten te leren beteugelen, maar ook de positieve aspecten te leren kennen en ontwikkelen.

Leerkrachten en peuterspeelzaalleidsters

Kinderen brengen een groot deel van hun tijd op school (en peuterspeelzaal) door en ook daar vallen de mogelijke verschijnselen van ADHD op. Terwijl ouders bij ADHD over het algemeen vooral gedragsproblemen rapporteren, zullen leerkrachten en leidsters naast bijvoorbeeld het drukke gedrag ook problemen met leren, taakgerichtheid en concentratie zien, maar uiteraard ook met het sociale functioneren en de emotionele ontwikkeling van het kind. Door het verschillende blikveld van ouders en leerkrachten/leidsters kunnen er discrepanties zijn in de mate waarin ouders en school zich zorgen maken.

Leerkrachten/leidsters zijn over het algemeen beter dan ouders in staat om de vergelijking te maken tussen een kind en zijn leeftijdsgenoten. Soms betekent dit dat zij zorgen van ouders kunnen wegnemen (als het om normale leeftijd-overeenkomstige verschijnselen gaat), soms moeten zij ouders juist iets vertellen over problemen bij hun kind die de ouders zelf niet hadden opgemerkt. Hier kunnen leerkrachten en leidsters een belangrijke rol vervullen, mits zij geen overhaaste uitspraken doen en zorgen dat de ouders zich geholpen en niet bekritiseerd voelen. Het spreekt vanzelf dat leerkrachten een en ander dienen te bespreken in voldoende privacy en niet (zoals wel voorkomt) via uitspraken in een volle klas met andere ouders en kinderen.

Hier wordt duidelijk wat criterium C van de DSM-5 kan betekenen voor de diagnose. Immers, daar wordt gesteld dat de symptomen op meerdere terreinen vastgesteld moeten worden.

Andere volwassenen

Naast ouders en leerkrachten zijn er andere volwassenen die een belangrijke rol spelen in de wereld van het kind, zoals grootouders en andere familieleden, vrienden en leiders van clubs. Ook hun observaties kunnen behulpzaam zijn bij de signalering en ook zij kunnen een rol spelen in de voor- en nazorg. Maar het contact met hen zal in principe via de ouders verlopen, al kan het soms nuttig zijn dat er direct contact is tussen de professional en deze volwassenen, uiteraard altijd met medeweten en veelal ook aanwezigheid van de ouders.


Pagina als PDF