De JGZ biedt preventieve gezondheidszorg aan alle jeugdigen van 0 tot 19 jaar in Nederland. De jeugdigen en hun ouders worden begeleid bij de groei, ontwikkeling en opvoeding. Van alle jeugdigen worden de bevindingen genoteerd in het JGZ-dossier. In de voorschoolse periode vinden frequente contacten binnen de JGZ plaats. Zodra jeugdigen naar de basisschool gaan worden de contactmomenten minder frequent en kunnen deze bestaan uit enkel het invullen van een vragenlijst. In die periode heeft de JGZ contact met de leerkracht.
De contactmomenten hebben een brede focus en hebben als doel de lichamelijke en psychosociale ontwikkeling van het kind te monitoren/begeleiden en ontwikkelings- en gedragsproblemen vroegtijdig op te sporen, waarna begeleid en zo nodig adequaat verwezen kan worden. Het betreft preventief onderzoek dat aan alle jeugdigen wordt aangeboden. Dit onderzoek bestaat uit een algemene anamnese, lichamelijk onderzoek, observaties, op verzoek advisering en begeleiding en eventueel het gebruik van signaleringsinstrumenten.
JGZ-professionals hebben specifieke kennis over de normale groei en ontwikkeling van jeugdigen. Zij kunnen probleemgedrag bij jeugdigen wegen binnen het ontwikkelingsstadium van het kind en kunnen nagaan of het gedrag de ontwikkeling van het kind negatief beïnvloedt.
JGZ-professionals die betrokken zijn bij de signalering van ADHD zijn: jeugdarts, jeugdverpleegkundige, verpleegkundig specialist en doktersassistente. Zij hebben vaste contacten met de peuterspeelzalen, basis- en middelbare scholen. Ze participeren in vele netwerken die voor jeugdigen zijn georganiseerd (Zorgadvies teams (ZAT) op basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs, CJG, enz.). In deze netwerken worden signalen van psychosociale en leerproblemen door derden (peuterspeelzaalleiders, leerkrachten) ingebracht. Deze signalen kunnen gecombineerd worden met de signalen die bij de JGZ bekend zijn over de ontwikkeling van het kind. Het signaleren van psychosociale problemen is er een belangrijk element van. Daarnaast verzorgt de JGZ de contacten met de eerste- en tweedelijnsgezondheidszorg. De jeugdarts mag, waar nodig, ook direct een jeugdige verwijzen voor aanvullende of specifieke diagnostiek.
De in het kader op p. 30 genoemde signalen komen niet alleen voor bij jeugdigen met ADHD. Maar het zijn wel signalen die in de gaten gehouden moeten worden. Zodra de JGZ-professional de signalen waarneemt, is het van groot belang om na te gaan of deze meer of ernstiger dan normaal voorkomen. Als dat het geval is, kan de JGZ zijn specifieke taak voor preventie en monitoring vormgeven. Dit kan door het kind vanaf dit moment in te brengen in het lokale multidisciplinaire (CJG)overleg en het wijkteam. Daar kan vervolgens een plan worden opgesteld, met deeltaken voor de diverse betrokkenen. Het is in dit stadium
van belang dat er een zorgcoördinator wordt aangewezen die langs elkaar heen
werken moet voorkomen. Voor de JGZ wordt dan besproken welke (van de in de volgende paragrafen genoemde) stappen/ interventies worden ingezet. Dit is afhankelijk van
- de mate waarin signalen voorkomen
- de ernst van de signalen
- of, en welke hulp er al door andere organisaties wordt geboden