Richtlijn: Seksuele ontwikkeling (2014)

7. Juridische kaders

Juridische kaders bij seksueel gedrag van kinderen en jongeren binnen de context van een gezonde seksuele ontwikkeling.

JGZ-professionals hebben (onder andere bij seksualiteitsvraagstukken) te maken met wet- en regelgeving. In dit onderdeel worden achtereenvolgens besproken: relevante wet- en regelgeving waarbinnen seksueel gedrag wel of niet toelaatbaar c.q. strafbaar is, zeggenschap over geneeskundig onderzoek, het beroepsgeheim, het recht op gegevensuitwisseling, klacht- en tuchtrecht, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, de gegevensverstrekking aan politie en justitie en de gegevensuitwisseling via andere netwerken.Tevens wordt informatie gegeven over de regelgeving rondom beroepsgeheim en gegevensverstrekking aan derden alsook over het klacht- en tuchtrecht. 

De JGZ-professional dient de informatie in dit hoofdstuk, die past bij de algemene professionele kennis, te kennen.

Relevante wet en regelgeving

Verdrag inzake de rechten van het kind
Het betreft hier het internationale verdrag inzake de rechten van het kind. De staten die het verdrag hebben ondertekend (waaronder Nederland), beloven daarmee maatregelen te treffen ter bescherming van deze rechten. Het verdrag is van toepassing op personen jonger dan 18 jaar. De leeftijd van seksuele meerderjarigheid ligt in Nederland op 16 jaar. Het kind moet beschermd worden tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik, met inbegrip van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting en lichamelijke en geestelijke verwaarlozing (artikel 19). De overheid moet zorg dragen voor wet- en regelgeving om kinderen te beschermen tegen seksueel misbruik en seksuele exploitatie (artikel 34). Niet alleen de kinderen maar ook de (beide) ouders of voogd hebben de eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding en ontwikkeling van het kind.

Burgerlijk Wetboek
Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO, boek 7 van het Burgerlijk Wetboek).
De WGBO is van toepassing op geneeskundige handelingen die rechtstreeks betrekking hebben op personen (patiënten) en die ertoe strekken hen van een ziekte te genezen, hen voor het ontstaan van een ziekte te behoeden, hun gezondheidstoestand te beoordelen of hen verloskundige bijstand te verlenen (artikel 7:446 BW). Hieronder vallen ook aanpalende handelingen, zoals het verplegen en verzorgen van personen in het kader van een geneeskundige behandeling. De WGBO geldt daarmee ook voor de preventieve zorg en voor de werkzaamheden van de JGZ-professional.
De patiënt heeft een aantal rechten waar de hulpverlener aan tegemoet moet komen, zoals de informatieplicht, toestemmingsvereiste voor onderzoek en behandeling, dossierplicht en geheimhoudingsplicht.

De behandelingsovereenkomst wordt afgesloten tussen de rechtspersoon en opdrachtgever:

  • Bij minderjarigen tot 16 jaar zijn de ouders of voogd de rechtspersoon.
  • Bij kinderen tot 12 jaar is altijd toestemming nodig van de wettelijke vertegenwoordiger van het kind. Weigeren ouders toestemming te geven voor een dringend noodzakelijke ingreep, dan kan via de Raad voor de Kinderbescherming worden bewerkstelligd dat zij tijdelijk buitenspel worden gezet door een kinderbeschermingsmaatregel.
  • Bij kinderen van 12 tot 16 jaar is in principe dubbele toestemming vereist, zowel van de ouders als van het kind zelf. Er zijn echter uitzonderingen, bijvoorbeeld bij abortus en anticonceptie, opgenomen in art. 450 lid 2. Er kan een abortus worden uitgevoerd en anticonceptie worden voorgeschreven zonder de toestemming van ouders indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen en indien de minderjarige de verrichting weloverwogen blijft wensen. De patiënt zal zich hierbij moeten wenden tot andere volwassenen en deskundigen (bijvoorbeeld Fiom, huisarts, maatschappelijk werk). Het is uiteindelijk de behandelaar die besluit of de ouders/voogd bij het te nemen besluit betrokken moet(en) worden.
  • Voor adolescenten van 16 tot 18 jaar wordt in de WGBO een uitzondering gemaakt. Vanaf het 16e jaar gaan adolescenten, mits wilsbekwaam, zelfstandig een geneeskundige behandelingsovereenkomst aan en beslissen zelf over geneeskundig onderzoek of geneeskundige behandeling. 

Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)
In de Wbp is een aantal algemene plichten opgenomen over het zorgvuldig omgaan met gegevens die over personen worden verwerkt (van het verzamelen van gegevens tot het vernietigen van gegevens). De verplichtingen rondom beheer en instandhouding van de persoonsgegevens liggen bij de verantwoordelijke (doorgaans het management of bestuur van een organisatie). In de meldcode van de KNMG wordt het belang van schriftelijke vastlegging van kindermishandeling in het dossier benadrukt. Hiermee wordt continuïteit gewaarborgd bij waarneming en opvolging. Zie ook de KNMG-publicatie Privacywetgeving en omgaan met patiëntengegevens, onderdelen A en C.

Wet publieke gezondheid (Wpg)
In de Wpg worden alle gemeentelijke taken omschreven voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. Het Basistakenpakket JGZ 0-19 jaar, wat verankerd is in de Wpg, kent op dit moment nog een uniform deel en een maatwerkdeel. Het uniforme deel van het Basistakenpakket biedt alle kinderen in Nederland hetzelfde preventieve gezondheidsprogramma. Naar verwachting zal in januari 2015 het Basispakket JGZ van kracht worden.

Wetboek van Strafrecht (WvSr)
In het Nederlandse strafrecht is strafbaar seksueel gedrag terug te vinden bij de misdrijven voor de zeden (artikel 239 tot en met 253). Er is een aantal verboden seksuele interacties, zoals deze in artikel 242 tot 249 worden beschreven (de zogenaamde hands-on delicten,) en er zijn de zogenaamde hands-off delicten (het exhibitioneren of downloaden van kinderporno). Bij de hands-on delicten staat het begrip instemming centraal. Seksuele interacties zijn verboden als ze plaatsvinden met personen die daarvoor geen instemming hebben gegeven of met personen die niet in staat worden geacht instemming te geven. Dit kunnen personen zijn onder de 16 jaar, zwakbegaafde mensen en personen buiten bewustzijn. Ook kan het zo zijn dat iemand niet in een positie is om in te stemmen doordat hij of zij in een afhankelijkheidsrelatie met de pleger verkeert, zoals bijvoorbeeld (stief)vader en dochter, arts en patiënt, leraar en leerling.

Strafbaar seksueel gedrag
Of het seksuele gedrag strafbaar is wordt bepaald door:

  • Het al dan niet gebruiken van fysieke dwang of geweld (of dreiging daarmee).
  • Het al of niet penetreren (of binnendringen) van het lichaam van het slachtoffer (hieronder valt ook penetreren met vingers, tongzoen of gedwongen orale seks).
  • De leeftijd van het slachtoffer (kinderen beneden de 12 jaar, kinderen onder de 16 jaar en personen boven de 16 jaar die niet in staat zijn tot instemming vanwege verminderde weerbaarheid). 

Bij seks met minderjarigen (onder de 16 jaar) of wilsonbekwamen is sprake van een klachtdelict. Dat wil zeggen dat het misdrijf strafbaar is en vervolging door het Openbaar Ministerie kan plaatsvinden als er een klacht is ingediend. Een klacht kan worden ingediend door de minderjarige zelf, zijn of haar ouders of wettelijke vertegenwoordigers en de Raad voor de Kinderbescherming.

Zedenwetgeving
Delicten die onder de zedenwetgeving vallen zijn:

  • Schennis van eerbaarheid

Schending van seksuele fatsoensnormen jegens anderen in het openbaar, een plaats toegankelijk voor jongeren onder de 16 jaar of in aanwezigheid van iemand die daar zijns ondanks tegenwoordig is (artikel 239).

  • Pornografie

Het openlijk tentoonstellen of ongevraagd aan iemand toezenden van afbeeldingen of voorwerpen die in strijd komen met de seksuele fatsoensnormen (artikel 240). (Bijvoorbeeld sexting, het via smartphones geseksualiseerde beelden versturen of ontvangen van een ander onder de 18 jaar, is een vorm van kinderpornografie). NB Als beide jongeren minderjarig zijn en beiden hebben ingestemd met het uitwisselen van seksuele beelden van zichzelf en er geen sprake was van dwang of chantage of een ongelijkwaardige relatie, wordt dit niet meer als een strafbaar feit gezien (nieuwe leidraad landelijk expertisecentrum kinderporno). Anders zou online seks strafbaarder zijn dan seks in het dagelijks leven.

  • Verkrachting
  • Iemand met dwang of (dreiging met) geweld of een andere feitelijkheid dwingen tot het seksueel binnendringen van het lichaam (artikel 242).
  • Seksueel binnendringen van een bewusteloze, onmachtige of gestoorde (artikel 243).
  • Seksueel binnendringen bij iemand beneden de 12 jaar (artikel 244).
  • Buiten echt seksueel binnendringen bij iemand beneden de 16 jaar (artikel 245/247).

Art. 245 Sr: ‘Hij die met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen pleegt die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van vijfde categorie.’

Op grond van art. 1:31 Burgerlijk Wetboek kan de minister dispensatie verlenen voor het aangaan van een huwelijk voor personen jonger dan 16 (dan wel 18) jaar.

Art. 247 Sr: ‘Hij die met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijk onmacht verkeert, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden of met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen pleegt of laatstgemelde tot het plegen of dulden van zodanige handelingen buiten echt met derde verleidt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van vierde categorie.’

Art. 248a Sr: ‘Hij die door giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, opzettelijk beweegt ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie”.

Aanranding

  • Iemand dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen (artikel 246).

Ontuchtige handelingen

  • Ontuchtige handelingen met een slachtoffer onder of boven de 16 jaar maar niet in staat tot instemming (bewusteloos, onmacht of gestoord) (artikel 247).
  • Iemand onder de 16 jaar verleiden tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen met derden (artikel 247).

Jeugdprostitutie

  • Iemand onder de 18 jaar met giften en beloften of met misbruik van macht of overwicht verleiden tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen (artikel 248a).
  • Ontucht plegen met iemand tussen de 16 en 18 jaar die zich beschikbaar stelt voor seksuele handelingen tegen betaling (artikel 248b).

Ontucht met misbruik van gezag of vertrouwen

  • Ontucht plegen met zijn minderjarige kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of minderjarige bediende of ondergeschikte (artikel 249).

Seksuele contacten

  • Seksuele contacten met kinderen onder de 12 jaar zijn strafbaar. Seks vanaf 12 jaar is strafbaar, maar wordt bij vrijwilligheid, gering leeftijdsverschil en een affectieve relatie vaak niet gemeld en bestraft.


Mishandelingsdelicten
Delicten die onder de mishandelingsdelicten vallen:

Meisjesbesnijdenis

  • In Nederland zijn alle vormen van meisjesbesnijdenis verboden. De straf bedraagt maximaal 12 jaar gevangenis voor zware mishandeling met voorbedachten rade. Wanneer de ingreep wordt verricht door iemand die geen arts is en die daartoe geen opdracht heeft gekregen van een arts, dan valt dit onder het onbevoegd uitoefenen van een voorbehouden handeling van de Wet BIG.
  • Indien de besnijdenis door een ouder zelf wordt uitgevoerd op de eigen dochter kan de straf met een derde worden verhoogd. Ook wanneer ouders opdracht geven voor een besnijdenis, hiervoor betalen, middelen leveren waarmee de besnijdenis kan worden uitgevoerd en/of meehelpen tijdens de besnijdenis, zijn zij strafbaar (zie ook het standpunt VGV). 

Meldcode huiselijk geweld, kindermishandeling, vrouwelijke genitale verminking en eergerelateerd geweld
In een meldcode worden de verantwoordelijkheden van bepaalde beroepsgroepen of instellingen vastgelegd. De meldcode moet professionals in de jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, bij de politie, in het onderwijs, bij justitie, in de kinderopvang en dergelijke alert maken op signalen van kindermishandeling en hen stimuleren hier desgewenst melding van te doen. Hiertoe wordt een stappenplan aangereikt. Een meldcode beschermt het kind omdat niet melden bij vermoedens van mishandeling beschouwd kan worden als niet zorgvuldig handelen. Zie hiervoor ook de KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld (zie JGZ-richtlijn Secundaire preventie kindermishandeling).

Beroepsgeheim
Iedere beroepskracht die zorg biedt aan cliënten heeft een beroepsgeheim. Deze zwijgplicht verplicht de beroepskracht geen informatie over de cliënt aan derden te verstrekken tenzij de cliënt hem daarvoor toestemming geeft. Voor de jeugdartsen en verpleegkundigen is dit beroepsgeheim vastgelegd in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) (artikel 7.457 Burgerlijk Wetboek). Bij het beroepsgeheim gaat het om: geheimhouding waar mogelijk, zorgvuldige doorbreking van het geheim waar nodig. Bij vermoedens van mishandeling spant de beroepskracht zich in om toestemming voor de melding te krijgen. Als dit niet lukt, kan een wettelijke plicht tot spreken bestaan of een conflict van plichten. Zo bestaat in geval van infectieziekten de wettelijke plicht tot melden. Bij vermoedens van kindermishandeling is er het wettelijke recht van geheimhouders om vermoedens te melden bij het AMK. Als een arts of verpleegkundige meent de zwijgplicht te moeten doorbreken zal een ander belang zwaarder wegen. Bijvoorbeeld het belang van het kind tegenover het belang van de ouder (zie ook richtlijn KNMG).

Advies- en meldpunt kindermishandeling

Het AMK valt op dit moment nog onder de verantwoordelijkheid van de jeugdzorg. Hier zal in de toekomst, met de ‘transitie jeugdzorg’, verandering in komen. Bij vermoedens van (seksuele) kindermishandeling zijn organisaties en zelfstandige beroepsprofessionals verplicht een meldcode te gebruiken. Hiermee wordt beter gereageerd op signalen. Zij zijn verplicht volgens een vijfstappenmodel te werken en kunnen tussentijds advies inwinnen en/of vermoedens melden bij het AMK. Een JGZ-professional kan bij een vermoeden ook melding maken van (vermoedens van) kindermishandeling bij het AMK en kan in uitzonderingsgevallen zelf anoniem blijven.

Gegevensverstrekking politie/justitie

Als de JGZ een geval van seksueel misbruik meldt bij het AMK, kan het AMK aangifte doen bij de politie. Vanuit een strafrechtelijk onderzoek kan de JGZ om nadere informatie gevraagd worden door politie of justitie. De JGZ maakt zelf de afweging of ze in kan stemmen met gegevensverstrekking of dat er sprake is van een conflict van plichten. Wordt een hulpverlener in een strafproces als getuige opgeroepen, dan heeft hij de plicht te verschijnen. Hij kan zich wel beroepen op zijn zwijgrecht, waar de rechter uiteindelijk over beslist.

Gegevensuitwisseling via netwerken

Op het terrein van seksuele gezondheid zijn in regio’s en gemeenten initiatieven voor structureel overleg (bijvoorbeeld rondom seksueel gedrag, sexting, pornografie, seksuele dwang, loverboys, e.d.) In dergelijke netwerken functioneren vaak meerdere disciplines, zoals leerkrachten, pedagogen, maatschappelijk werkers, de JGZ en dergelijke. De casuïstiek wordt zoveel mogelijk anoniem of met toestemming van betrokkenen behandeld. Ook hier geldt dat het belang van het kind zwaarder weegt dan het belang dat gediend is met de handhaving van de zwijgplicht. Gegevensuitwisseling kan plaatsvinden als daarmee het seksuele riskante gedrag kan worden voorkomen of gestopt. Voor het onderwijs geldt geen specifiek wettelijk geregeld beroepsgeheim. Wel zijn er voorschriften voor het regelen van geheimhouding. Zoals alle hulpverleners mogen leerkrachten uitsluitend gegevens verstrekken over derden met toestemming van de ouders en/of het kind.


Pagina als PDF