2.1 Seksuele ontwikkeling

JGZ-richtlijn Seksuele ontwikkeling

Seksuele ontwikkeling

Tot halverwege de 20e eeuw was er alleen aandacht voor de biologische en fysieke kant van de seksuele ontwikkeling [29]. Met de opkomst van de ontwikkelingspsychologie (o.a. Erikson) krijgt de psychosociale invalshoek meer voet aan de grond. De laatste decennia worden door onder andere Bancroft en Bronfenbrenner pogingen gedaan om de biomedische en psychosociale invalshoeken meer met elkaar te integreren [29]. En is er meer aandacht voor de actieve rol van het individu. Het individu reageert niet alleen op invloeden vanuit de omgeving, maar geeft zelf ook betekenis aan ervaringen en inzichten, evalueert en reflecteert en maakt zelf eigen keuzes.

‘De seksuele ontwikkeling start in de vroege kinderjaren en zet zich voort in de puberteit en volwassenheid. De seksuele ontwikkeling bestaat uit een samenspel tussen lichamelijke, cognitieve, psychische, sociale, relationele, ethische, religieuze en culturele factoren. Kinderen en jongeren spelen zelf een actieve rol in hun seksuele ontwikkeling door: (a) te reageren op de omgeving, (b) betekenis te geven aan denkbeelden, emoties en gedragingen en (c) zelf keuzes te maken.’

Seksuele ontwikkelingsdomeinen 

De seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren richt zich op de volgende domeinen:

  • De biologische en fysieke ontwikkeling: groei van de geslachtsdelen en primaire en secundaire geslachtskenmerken, lichamelijke veranderingen in de puberteit, lichaams- en zelfbeeld, lichaamsverzorging, (cosmetische) chirurgie, geslachtskenmerken en lichamelijke stoornissen.
  • De psychosociale ontwikkeling, waaronder: seksueel gedrag, seksuele gevoelens (verliefdheid, verlangen, opwinding, orgasme, verslaving en disfuncties), seksuele oriëntatie, genderidentiteit en genderstoornissen, (seksuele) relaties, (seksueel) lichaams- en zelfbeeld (houding, emoties) en omgang met beelden in de media.
  • Vruchtbaarheid, voortplanting, anticonceptie en gezinsvorming.

 

Volwassen perspectief op seksualiteitsbeleving 

Volwassenen kijken vaak vanuit een volwassen perspectief – met alle ervaringen en gevoelens van een volwassen seksualiteitsbeleving – naar de seksuele ontwikkeling of seksueel getint gedrag van kinderen. De seksuele ontwikkeling van een kind kan vanuit dit perspectief een andere invulling of lading krijgen. Echter uit verschillende handboeken en onderzoeken blijkt dat het spelen van seksueel getinte spelletjes door jonge kinderen voortkomt uit nieuwsgierigheid naar het eigen lichaam en het lichaam van anderen [25][27][29][102][111]. Seksueel spelgedrag draagt daarmee bij aan de ontwikkeling van een gezond lichaamsbesef en een gezonde identiteitsontwikkeling en maakt daardoor onderdeel uit van de ‘normale’ seksuele ontwikkeling.

(Pre)seksuele ontwikkeling? 

Op het moment dat kinderen nog niet seksueel actief of seksueel rijp zijn, spreekt men ook wel van een ‘preseksuele ontwikkeling’  [25][29][102][111]. Critici geven aan dat het woord ‘pre’ de lading niet dekt en juist de seksuele ontwikkeling bij kinderen op jonge leeftijd niet erkent. Studies laten zien dat kinderen op heel jonge leeftijd seksuele gevoelens of gevoelens van opwinding kunnen hebben. Ook zijn er observatiestudies waarin het aanraken van geslachtsdelen al in de baarmoeder is waargenomen, wat wijst op een seksuele ontwikkeling vanaf de geboorte [25]. In deze richtlijn wordt daarom de term ‘seksuele ontwikkeling’ gehanteerd voor de seksuele ontwikkeling van 0- tot 19-jarigen.

Seksuele ontwikkelingsfasen 

De seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren verloopt in een aantal fasen. Deze fasering loopt niet voor alle kinderen gelijk. De lichamelijke, psychosociale en cognitieve ontwikkeling kunnen per kind variëren en zijn afhankelijk van verschillende factoren. De seksuele ontwikkeling stopt niet na het 19e jaar, maar is een continu, levenslang proces. In algemene zin worden de volgende seksuele ontwikkelingsfasen aangehouden. Grofweg maken we een onderscheid in fasen van 3 à 4 jaar:

  • 0 tot 3 jaar: In de eerste fase van de seksuele ontwikkeling ontwikkelen kinderen hun motoriek (van ongericht naar meer doelgericht) en dalen de hoeveelheden geslachtshormonen in waarde. Kenmerkend is het egocentrisch handelen. Ze ontwikkelen meer zelfbesef en zelfwaardering. Ze zijn voornamelijk bezig met het ontdekken en aanraken van het eigen lichaam, stimuleren de eigen geslachtsdelen en krijgen interesse in het lichaam van anderen. Ze genieten van lichamelijk contact. Ze worden zich bewust van hun eigen sekse, ontwikkelen seksestereotiepe gedragingen en weten welk gedrag bij mannen of vrouwen hoort. 
  • 3 tot 6 jaar: In de tweede fase worden kinderen zich meer bewust van hun eigen lichaam, maar nog niet van sociale normen rondom uiterlijk. Ze vertonen (bijna rigide) seksestereotiepe voorkeuren. Kinderen worden gevoeliger voor sociale regels rondom al of niet toelaatbaar seksueel gedrag. Bijvoorbeeld: ‘Je loopt niet naakt door de kamer als er visite is.’ Ook ontdekken ze eigen en andermans geslachtsdelen door gebruik te maken van fantasie en spel, bijvoorbeeld doktertje spelen, en het stimuleren van de eigen geslachtsdelen. In deze fase gebruiken kinderen ‘vieze’ woorden. Ze weten dat voor de voortplanting een eitje van de vrouw en zaadjes van de man nodig zijn, maar ze weten niet precies hoe het werkt. 
  • 6 tot 9 jaar: In de derde fase kunnen kinderen zich steeds beter inleven in de ander. Vriendschappen worden intenser, ze gaan meer om met kinderen van hun eigen sekse, ze zijn zich meer bewust van sociale regels. Internet begint een (grotere) rol te spelen. De eerste gevoelens van schaamte treden op; zo douchen sommige kinderen liever niet meer in het bijzijn van anderen. Ook kunnen kinderen zich ongemakkelijker voelen en minder vragen over seks stellen. Kinderen kunnen op deze leeftijd eerste gevoelens van verliefdheid ervaren en beschrijven. Ze fantaseren bijvoorbeeld over met wie ze later willen trouwen. 
  • 9 tot 12 jaar: De vierde fase van de seksuele ontwikkeling wordt ook wel de fase van de prepuberteit genoemd. De eerste lichamelijke veranderingen worden zichtbaar, kinderen worden verliefd en sommige kinderen krijgen voor het eerst verkering. De lichamelijke veranderingen zorgen bij veel (pre)pubers voor onzekerheid. Zowel jongens als meisjes kunnen onzeker zijn over hun eigen lichaam. Leeftijdgenoten en vrienden spelen in deze periode een steeds grotere rol. De aanhankelijkheid (naar ouders) neemt af en de zelfredzaamheid neemt toe. Het gebruik van internet neemt toe (70% heeft een eigen profiel). Kinderen hebben meer interesse in seks, maar er zijn onderling grote verschillen. Ze hebben seksuele fantasieën, ze praten meer met vrienden over seks en doen zoen- en masturbatiespelletjes. 
  • 12 tot 15 jaar: In de vijfde fase zitten de meeste kinderen midden in de puberteit. De secundaire geslachtskenmerken groeien, de eerste menarche en spermarche doen zich voor, ze krijgen een volwassen transpiratiegeur en maken een groeispurt door. Meisjes zijn vaker ontevreden over hun eigen lichaam dan jongens. Twee op de vijf meisjes vindt zichzelf te dik of te dun. Jongens zouden gespierder willen zijn, maar zijn meer tevreden over hun geslachtsdelen en lichaam dan meisjes. Zowel jongens als meisjes kunnen onzeker zijn over hun lichaam, vanwege veranderingen in de puberteit. De nieuwsgierigheid naar seksualiteit neemt toe. Kinderen maken massaal gebruik van internet (Facebook, mobiele telefonie, e.d.) De drang naar zelfstandigheid kan voor ruzies met ouders zorgen. Leeftijdgenoten worden belangrijker. Er is een grotere sociale druk op genderstereotiepe gedrag. Homonegatieve gedachten en homofobie kunnen voorkomen, alsook twijfels of verwarring over seksuele oriëntatie. Kinderen hebben wel verkering maar er is nog weinig intimiteit. Ze hebben nog negatieve gevoelens en gedachten over seksualiteit. Jongens masturberen meer dan meisjes en jongens kijken meer naar porno. De meesten zijn nog niet aan seks toe. Ongeveer de helft van de pubers doet in deze fase ervaring op met tongzoenen en sommigen met voelen en strelen. 
  • 15 tot 19 jaar: In de zesde fase in de seksuele ontwikkeling experimenteren jongeren meer met seksualiteit. Deze fase wordt ook wel ‘bijna volwassen’ genoemd. Lichaam en lichaamsbeharing groeien door. Uiterlijk is erg belangrijk maar de onzekerheid neemt af. Jongeren krijgen meer inzicht in zichzelf en anderen en maken zich los van hun ouders. De gevoeligheid voor de sociale norm neemt af, omdat de eigen identiteit zich meer ontwikkelt. Ze ontdekken hun seksuele identiteit en komen meer uit voor hun seksuele voorkeur (coming-out). Relaties (meestal wel kortdurend) worden persoonlijker en intiemer en seks speelt een grotere rol. Contact met erotisch materiaal neemt toe. Jongeren experimenteren meer met seks (aftrekken, vingeren, geslachtsgemeenschap, orale seks en soms anale seks). De helft van de ‘bijna volwassenen’ heeft op hun 17e jaar ervaring met geslachtsgemeenschap. In deze fase lopen jongeren meer risico op een soa, ongewenste zwangerschap en seksueel geweld/seksueel misbruik/seksuele uitbuiting en sommigen ervaren seksuele problemen (pijn bij het vrijen, niet klaarkomen of te snel klaarkomen). Zichzelf leren beschermen tegen soa’s en een ongewenste zwangerschap alsook het leren bewaken en respecteren van wensen en grenzen worden belangrijker. Ze oefenen in deze fase als het ware met relaties en bepalen hoe ver ze willen gaan.

 

Normaal, gezond en veelvoorkomend seksueel gedrag 

Seksueel gedrag en seksueel getinte spelletjes van jonge kinderen kunnen plaatsen binnen de context van normaal, veelvoorkomend en (on)gezond seksueel gedrag vergt een genuanceerde benadering. In deze paragraaf worden de visie en begripsbepaling rondom normaal, gezond en veelvoorkomend seksueel gedrag van jonge kinderen en jongeren nader toegelicht. De hele seksuele ontwikkeling is breder dan alleen het seksuele gedrag.

Onderzoek naar seksueel gedrag 

De meeste onderzoeken naar seksueel gedrag van kinderen zijn retrospectief of met behulp van observaties in kaart gebracht. Dergelijk onderzoek is niet vrij van sociaal-culturele waarden en normen. Immers de observator is vaak een volwassene die vanuit een volwassen blik naar kinderen kijkt en gedrag vanuit het eigen referentiekader interpreteert. In huidig onderzoek heerst geen algemene consensus rondom de vraag wat normaal en gezond seksueel gedrag is [21]. Zo kan seksueel gedrag vaak voorkomen, maar dit zegt niets over de mate waarin dit gedrag een risico of bedreiging voor de seksuele ontwikkeling vormt.

Terminologie: normaal, gezond en veelvoorkomend seksueel gedrag

  • Normaal seksueel gedrag

Wat de een als normaal seksueel gedrag beschouwt, kan een ander als abnormaal of afwijkend bestempelen. De definitie van ‘normaal seksueel gedrag’ is dan ook subjectief. Vaak komt wat als normaal gezien wordt overeen met een norm die binnen een cultuur, maatschappij, gezin of groep aanvaard of geaccepteerd wordt. Abnormaal seksueel gedrag is dan het gedrag wat buiten de normen van de groep of het gezin ligt. De term ‘normaal seksueel gedrag’ wordt om deze reden in de JGZ-richtlijn Seksuele ontwikkeling 0-19 jaar niet gebruikt. In de richtlijn spreken we van veelvoorkomend seksueel gedrag. Daarnaast zijn criteria vastgesteld op basis waarvan bepaald wordt of dit gedrag mogelijk schadelijk of bedreigend is voor de ontwikkeling van het desbetreffende kind.

  • (On)gezond seksueel gedrag

De meeste kinderen ontwikkelen zich op een seksueel gezonde manier en maken op latere leeftijd seksueel gezonde keuzes. Veelvoorkomend seksueel gedrag is niet per definitie gezond seksueel gedrag. Ook is weinig voorkomend seksueel gedrag niet per definitie ongezond. Seksueel gezond gedrag is gedrag wat niet schadelijk is voor het eigen lichaam of psychosociaal welzijn. Gedrag is seksueel ongezond als het een (te verwachten) schadelijk of zorgwekkend risico vormt voor de (seksuele) ontwikkeling. Lichte seksuele grensoverschrijding kan bijgestuurd en gestopt worden, zodat de schade voor de seksuele ontwikkeling beperkt blijft. Ernstige seksuele grensoverschrijding kan schadelijk en bedreigend zijn voor een gezonde seksuele ontwikkeling. De impact hiervan is vooral afhankelijk van de aard, frequentie, ernst en omvang van het seksuele gedrag, de context waarbinnen het gedrag plaatsvond en de relatie met de pleger of dader. Zie ook de JGZ-richtlijn Secundaire preventie kindermishandeling (2010, een update wordt verwacht in 2016).

  • Veelvoorkomend seksueel gedrag en beoordelingscriteria

Seksueel gedrag wat veel voorkomt hoeft niet per definitie ‘gezond’ te zijn en seksueel gedrag wat weinig voorkomt hoeft niet per definitie ‘ongezond’ te zijn. Daarentegen kan uitzonderlijk seksueel gedrag wel een signaal zijn van ervaring met seksueel misbruik, terwijl het gedrag zelf niet grensoverschrijdend is. Om seksueel gedrag goed te duiden en te beoordelen wordt in de richtlijn gebruikgemaakt van het vlaggensysteem [40]. Zie Het vlaggensysteem. Deze linkt opent in een nieuw tabblad

In deze richtlijn worden daarnaast ook de criteria beschreven voor de beoordeling van al of niet dwangmatig seksueel handelen/seksuele verslaving. Veel kinderen spelen op jonge leeftijd seksuele spelletjes met elkaar. Dit is veelvoorkomend gedrag en veelal niet schadelijk voor de seksuele ontwikkeling. In de subsectie Seksuele ontwikkeling van 0-19 jarigen: handelingsadviezen zijn deze criteria gebruikt bij de formulering van acties voor de JGZ-professional.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback