3.2.4 Kwetsbare groepen

JGZ-richtlijn Seksuele ontwikkeling

Seksuele ontwikkeling

Sommige kinderen en jongeren lopen meer risico op seksuele grensoverschrijding, een soa, hiv of een ongeplande zwangerschap dan anderen. Hieronder worden de groepen met een verhoogd risico beschreven.

Vroege starters

Landelijk onderzoek toont aan dat niet veel jongeren onder de 14 jaar seksueel actief zijn. De groep seksueel actieve jongeren van 12 en 13 jaar loopt echter wel meer risico op seksuele grensoverschrijding, soa’s en een ongeplande zwangerschap. Ook blijken vroege starters nog relatief weinig kennis te hebben over seksualiteit en voortplanting ([23].

Tabel 13: Ervaring met seksualiteit naar leeftijd [23].

  12-13 jaar (%) 14-15 jaar (%)
Masturberen 27 50
Orgasme 22 48
Tongzoenen 32 57
Voelen en strelen 20 45
Manueel passief 7 23
Manueel actief 6 22
Geslachtsgemeenschap 3 16
Oraal passief 5 16
Oraal actief 3 13
Anale seks 2 3
N 827 1781

 

Van de vroege starters geeft 60% van de jongens als motivatie voor de eerste keer geslachtsgemeenschap ‘ik was opgewonden (geil)’, 60% van de meisjes geeft aan verliefd te zijn. Ook geeft 52% van de jongens als reden ‘ik was nieuwsgierig’, tegenover 50% van de meisjes die als reden gaven ‘we hadden al een tijd verkering’ [23]. Jongens geven bij vrijwel alle vormen van seks vaker aan ervaring te hebben dan meisjes. Ook in eerder landelijk onderzoek werd dit verschil gevonden [23]. Meisjes geven namelijk over het algemeen de voorkeur aan een oudere partner en in oudere leeftijdsgroepen komen de meeste verschillen tussen seksen niet meer voor. De onderzoekers stellen dat er mogelijk sprake is van overrapportage van jongens of onderrapportage van meisjes[23].

Risico’s onder vroege starters
Seksuele grensoverschrijding komt onder vroege starters vaak voor. Zo blijkt dat voor 33% van de meisjes voor wie de eerste keer op 13-jarige leeftijd of eerder plaatsvond geldt dat zij werden overgehaald of gedwongen. Minder weerbaarheid is een verklaring. Zo denken meisjes tussen de 12 en 14 jaar vaker dat ze ongewilde seks niet zouden kunnen weigeren, ten opzichte van oudere seksegenoten. Ook zijn jongens en meisjes van deze leeftijd minder assertief en hebben ze minder zelfvertrouwen of controle dan oudere jongeren [23]. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat Nederlandse vroege starters minder vaak anticonceptie gebruiken. Het gebruik van de morning-afterpil is in de leeftijdsgroep 12- tot 14-jarigen relatief hoog. Jongeren van deze leeftijd hebben ook relatief weinig kennis over seksualiteit, voortplanting, anticonceptie en soa [23].

Laagopgeleide jongeren

Laagopgeleide jongeren zijn al jarenlang een zogenaamde risicogroep [20][22][23]. Over het algemeen genomen hebben laagopgeleide jongeren vaker ervaring met seks (zoenen, strelen, vingeren, aftrekken, geslachtsgemeenschap) en meer verschillende sekspartners dan hun hoogopgeleide leeftijdsgenoten. Zo heeft 22% van de 14- en 15-jarige vmbo’ers weleens geslachtsgemeenschap gehad, ten opzichte van 7% van hun hogeropgeleide leeftijdsgenoten. De ervaring met seks gaat echter niet gepaard met meer kennis over seksualiteit, voortplanting, anticonceptie en soa’s. Een (on)geplande zwangerschap komt onder laagopgeleide meisjes vaker voor. Ook grensoverschrijding komt bij deze groep vaker voor. Zo blijkt 20% van de laagopgeleide meisjes weleens gedwongen te zijn om iets te doen op seksueel gebied, tegenover 13% van de hoogopgeleide meisjes. Voor jongens ligt dit percentage respectievelijk op 6% vs. 3%. Van de laagopgeleide meisjes heeft daarnaast 10% weleens geslachtsgemeenschap tegen haar wil gehad, tegenover 5% van de hoogopgeleide meisjes. Jongens die laagopgeleid zijn hebben vaker seksueel getinte contacten via het internet [23].

Religieuze jongeren

Jongeren voor wie het geloof erg belangrijk is (zeer christelijke of islamitische jongeren) lopen eveneens meer risico’s op seksueel gebied. Zo geven zeer christelijke jongeren iets vaker dan andere jongeren aan dat ze bij hun eerste keer geslachtsgemeenschap overgehaald of gedwongen werden. Zeer christelijke meisjes en islamitische jongens en meisjes gebruiken vaker geen anticonceptie. Onder islamitische meisjes is het gebruik van de morning-afterpil hoog. Bij islamitische jongeren wordt thuis minder over seksualiteit en relaties gepraat ten opzichte van niet-gelovige en christelijke jongeren. Ze hebben ook minder kennis over voortplanting, anticonceptie en soa’s [23]. Islamitische meisjes kunnen de JGZ-professional vragen stellen over het maagdenvlies en eventueel herstel hiervan, zie hiervoor ook de subsectie Seksuele ontwikkeling van 0-19 jarigen: handelingsadviezen.

Jongeren van niet-Nederlandse of niet-westerse afkomst

Aangetoond is dat Nederlandse meisjes en meisjes van Antilliaanse afkomst relatief veel seksuele ervaring hebben ten opzichte van meisjes van Marokkaanse en Turkse afkomst [20][25]. Daarnaast blijkt uit landelijk onderzoek in 2012 dat jongens met een Antilliaanse achtergrond meer sekspartners hebben dan de totale groep jongens. Surinaamse meisjes geven relatief vaak aan dat ze de eerste keer werden overgehaald of gedwongen. Antilliaanse jongeren geven iets vaker aan dat ze tijdens hun relatie met de laatste sekspartner ook seks met anderen hadden of dat hun laatste sekspartner iemand was waar ze zelf mee vreemdgingen. Daarbij gebruiken jongeren met een Surinaamse achtergrond en meisjes met een Antilliaanse achtergrond minder vaak de pil en/of een condoom. Jongens van Surinaamse, Turkse of Marokkaanse afkomst hebben relatief vaak weleens voor seks betaald en/of seks met een prostituee gehad [23]
Jonge asielzoekers, vluchtelingen en nieuwkomers vormen eveneens een kwetsbare groep als het gaat om seksuele en reproductieve gezondheid. De abortuscijfers van jonge asielzoekers (15 tot 19 jaar) zijn vier keer zo hoog als bij Nederlandse tieners. 90% van hen werd zwanger in Nederland en 60% had een abortus na een of meer kinderen. De hoogste abortuscijfers komen voor onder tieners uit Centraal- en Oost-Azië en West- en Centraal-Afrika[45].

Jongeren met een beperking of chronische ziekte

Zoals beschreven in paragraaf 3.2 is het voor jongeren lastig om risico’s in te schatten en gepast te reageren op seksuele risico’s. De nog onrijpe hersenen zijn hier deels de oorzaak van. Voor jongeren met een ernstige psychische of gedragsstoornis of een verstandelijke beperking blijft de ontwikkeling van de hersenen nog meer achter in vergelijking met die van hun gezonde leeftijdsgenoten [36].
Jongeren met een beperking of chronische ziekte hebben behoefte aan specifieke informatie over hun ziekte of beperking en seksualiteit. Deze informatie is niet altijd beschikbaar. Hierdoor hebben jongeren met een ziekte of beperking minder kennis over seksualiteit en zijn ze minder bekend met de invloed van hun ziekte of beperking op hun seksuele ontwikkeling. Ook hebben deze jongeren minder seksuele ervaring (masturbatie, zoenen, vingeren/aftrekken, geslachtsgemeenschap) in vergelijking met gezonde leeftijdsgenoten of starten zij later met hun seksuele carrière [42]. Jongeren met een lichamelijke beperking, verstandelijke beperking of chronische ziekte zijn daarnaast gewend aan functionele en noodzakelijke aanrakingen (door bijvoorbeeld verzorging). Hierdoor kunnen ze ongewenste aanrakingen en seksueel misbruik moeilijker herkennen en benoemen [99]. Tot slot vinden jongeren met een onzichtbare beperking of verborgen gebreken (incontinentie, brandwonden, stoma, etc.) als gevolg van een chronische ziekte, het moeilijk om gebreken te bespreken. Ze houden hierdoor intimiteit en seksualiteit vaker af [42].

Risico’s onder jongeren met een beperking of chronische ziekte
Seksuele grensoverschrijding of misbruik komt onder jongeren met een lichamelijke beperking, chronische ziekte of cognitieve beperking vaker voor dan bij gezonde leeftijdsgenoten [99]. Mensen met een cognitieve beperking loper meer risico omdat ze gedragsimpulsen moeilijk kunnen controleren, gevoelig zijn voor dominantie en autoriteit, uitgaan van de goede bedoelingen van anderen en het misbruik of de grensoverschrijding niet goed kunnen benoemen [99]. Andere risicofactoren om slachtoffer te worden van seksuele grensoverschrijding bij jongeren met een lichte verstandelijke beperking (waaronder ook moeilijk lerende kinderen) zijn een negatief zelfbeeld, gebrek aan sociale en communicatieve vaardigheden, een verstoorde en moeizame relatie tot seksualiteit, laat voorgelicht worden door ouders en minder toezicht van ouders op school en tijdens het vervoer als kinderen in een instelling verblijven [12][100]. Bruinsma (1996) en Heestermans (1999), geciteerd in Lammers et a.l [64], benoemen ook een aantal factoren om pleger te worden: een minder ontwikkelde gewetensfunctie, een beperkte impulscontrole, zich minder kunnen inleven in de ander en ervaring hebben met seksueel geweld. Voor jongeren met een chronische ziekte of lichamelijke beperking spelen machtsfactoren, (sociale) isolatie, het niet goed kunnen interpreteren van (on)gepaste aanrakingen, weinig kennis, een negatief zelfbeeld en de (fysieke) drempel om te kunnen reageren op seksueel misbruik een belangrijke rol bij het verhoogde risico op seksueel misbruik [42][99].

Lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgenderjongeren (LHBT-jongeren)

In de sectie Signaleren, diagnostiek en verwijzen en de sectie Begeleiden en behandelen is al beschreven dat kinderen en jongeren met een lesbische, homoseksuele of biseksuele oriëntatie en transgenderkinderen/-jongeren een kwetsbare groep vormen voor problemen rondom de seksuele ontwikkeling. Zo worden onder LHBT-kinderen en -jongeren vaker psychische en emotionele problemen gerapporteerd. Dit ten gevolge van verwarring over de genderidentiteit of seksuele oriëntatie evenals (verwachte) negatieve reacties uit de omgeving. Zo hebben ouders, vriendjes, school en leeftijdsgenoten er soms moeite mee als een kind zich niet volgens de heersende gendernormen gedraagt. Mede hierdoor kunnen deze kinderen emotionele, sociale en psychische problemen ontwikkelen [116]. Ze kunnen hierdoor lichamelijk contact vermijden of zichzelf distantiëren van hun eigen lichaam. Het is belangrijk dat kinderen en jongeren ondersteund worden, variatie in gendergedrag geaccepteerd wordt en gevoelens van genderdysforie, homoseksualiteit en biseksualiteit serieus genomen worden [49][94].

Risico’s onder LHBT-jongeren

Jonge mannen die seks hebben met mannen rapporteren meer onbeschermde anale seks. Ook komen hiv en soa’s onder deze groep relatief vaak voor. Onder deze groep is de laatste jaren een toename te zien van risicovol seksueel gedrag (bij losse partners) en zij laten zich niet of minder vaak dan wenselijk is testen op hiv en soa’s dan oudere mannen. Zij rapporteren significant minder kennis over hiv en soa’s en zijn daardoor minder goed voorbereid op risico’s [103]. Ook blijkt het percentage jongeren wat te maken heeft met grensoverschrijding hoger te liggen onder homo- en biseksuele jongeren. 16% van de homo- en biseksuele jongens, 21% van de heteroseksuele meisjes en 33% van de biseksuele en lesbische meisjes geeft aan weleens gedwongen te zijn seksuele dingen te doen tegen haar of zijn wil. Bij heteroseksuele jongens is dit 4% [23]. Over risico’s rondom hiv, soa’s en grensoverschrijding bij transgenderjongeren/jongeren met genderdysforie zijn geen gegevens gevonden.

Homo-, lesbische en biseksuele jongeren hebben vaker dan andere jongeren te maken met psychische problemen. 14% van de lesbische en biseksuele meisjes, en 12% van de homo- en biseksuele jongens , geeft aan dat ze vaak of heel vaak last hadden van depressieve klachten als eenzaamheid, somberheid, hopeloosheid over de toekomst en het gevoel geen interesse te kunnen opbrengen voor dingen. Bijna de helft van de homojongeren heeft ooit suïcidale gedachten gehad en 12% heeft ooit een zelfmoordpoging ondernomen; onder heterojongeren is dit resp. 30% en 3%. Homo-, lesbische en biseksuele jongeren die gepest worden doen vaker een poging tot zelfdoding dan andere jongeren[97]. Jongeren met genderdysforie ervaren daarbij een afkeer voor hun eigen geslacht/(secundaire) geslachtskenmerken en lichaam [83].

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback