Deze bestaat uit informatie over de genetische achtergrond (DQ2, DQ8), serologische screening (IgA- en bij selectieve IgA-deficiëntie IgG-antilichamen tegen endomysium (EmA), transglutaminase type 2 (TG2A) en eventueel gedeamineerde glutenpeptiden (DGPA)) en histologische bevestiging (dunnedarmbiopten). Onder strikt vastgelegde omstandigheden kunnen bij een klein deel van de kinderen met verdenking van coeliakie de dunnedarmbiopten achterwege worden gelaten. Coeliakiediagnostiek heeft alleen maar zin nadat gluten in de voeding is geïntroduceerd en is alleen maar betrouwbaar zolang als de voeding voldoende gluten bevat. Dit geldt niet voor DQ2- en DQ8-bepaling, maar deze hebben meer waarde bij het uitsluiten van de diagnose dan bij de bevestiging ervan ([60]).
3.2.2 Coeliakiediagnostiek
JGZ richtlijn Voedselovergevoeligheid (2014)
Richtlijn inhoudsopgave
1 Inleiding Ga naar pagina over 1 Inleiding
2 Definitie en achtergrondinformatie Ga naar pagina over 2 Definitie en achtergrondinformatie
3 Preventie, Signaleren en verwijzen. Ga naar pagina over 3 Preventie, Signaleren en verwijzen.
4 Begeleiden en behandelen Ga naar pagina over 4 Begeleiden en behandelen
5 Totstandkoming Ga naar pagina over 5 Totstandkoming
6 Verantwoording Ga naar pagina over 6 Verantwoording
1 Inleiding Ga naar pagina over 1 Inleiding
2 Definitie en achtergrondinformatie Ga naar pagina over 2 Definitie en achtergrondinformatie
3 Preventie, Signaleren en verwijzen. Ga naar pagina over 3 Preventie, Signaleren en verwijzen.
4 Begeleiden en behandelen Ga naar pagina over 4 Begeleiden en behandelen
5 Totstandkoming Ga naar pagina over 5 Totstandkoming
6 Verantwoording Ga naar pagina over 6 Verantwoording