4.1.1 Effecten op groei

JGZ richtlijn Voedselovergevoeligheid (2014)

Voedselovergevoeligheid

Groei is een belangrijke parameter bij de beoordeling van de effectiviteit van de verschillende soorten voeding. Er is weinig onderzoek verricht naar verschillen in groei op lange termijn bij gebruik van de diverse soorten kunstvoeding bij kinderen met koemelkallergie. De verschillende soorten kunstvoeding die gegeven worden bij koemelkallergie zouden in een vergelijkbare groei moeten resulteren als borstvoeding bij kinderen zonder koemelkallergie ([42]). 

Bij kinderen met koemelkallergie bestaat de kans dat ze minder goed groeien in de eerste 6 levensmaanden ([42]). Dit hangt mogelijk (ten dele) samen met de voedingswaarde van de koemelkvervangende kunstvoeding ([42]). Bij hydrolysaten blijkt de groei in het eerste half jaar normaal te verlopen. Ook is de groei (lengte en gewicht) bij kinderen met koemelkallergie die gevoed worden met kunstvoeding op basis van vrije aminozuren even goed als die van kinderen die gevoed zijn met kunstvoeding op basis van caseïne ([42][133]). 

Er is onderzoek dat uitwijst dat kunstvoeding in de periode van 6 tot 12 maanden op basis van wei-eiwit of caseïne resulteert in een grotere gewichtstoename dan sojamelk. Of dit gunstig of juist niet gunstig is, is niet duidelijk. In lengtegroei is geen verschil gevonden tussen gehydrolyseerde voeding en sojamelk ([42]). Bovendien kunnen op basis van klinische trials op de leeftijd van 48 maanden geen verschillen in voedingsstatus worden aangetoond tussen kinderen met koemelkallergie die gevoed zijn met gehydrolyseerde kunstvoeding en diegenen die gevoed zijn met sojavoeding ([42]). Andere studies geven aan dat er bij kinderen met koemelkallergie geen verschil bestaat in groei tussen kinderen die gevoed zijn met gehydrolyseerde kunstvoeding, voeding op basis van vrije aminozuren tot de leeftijd van 180 dagen en sojavoeding ([23][151][90]). Aan de andere kant hebben sommige kinderen met niet-IgE gemedieerde koemelkallergie mogelijk een betere lengtegroei met kunstvoeding op basis van vrije aminozuren dan met gehydrolyseerde voeding ([90]). 

In een systematische review van ongewenste effecten van voeding op basis van soja blijkt uit dierexperimenteel onderzoek een mogelijk effect van plantaardige oestrogenen op de voortplanting. Er is geen onderzoek van het effect van sojavoeding op de voortplantingsorganen bij de mens ([84]).

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback