Standpunt JGZ en rijksoverheid
De WHO neemt het standpunt in dat vrouwenbesnijdenis verboden dient te worden. Zij gebruikt voor meisjesbesnijdenis de term vrouwelijke genitale verminking om daarmee uit te drukken dat het een ontoelaatbare handelwijze betreft. De visie binnen de Nederlandse Jeugdgezondheidszorg sluit hierbij aan. Dit is te lezen in het Standpunt Preventie van Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV) door de JGZ [265]. Hierin wordt aangegeven dat Nederland meisjesbesnijdenis als een ernstige en onherstelbare vorm van mishandeling beschouwt, een fundamentele schending van de mensenrechten en van de lichamelijke integriteit. De Nederlandse maatschappij en de overheid wijzen het daarom af; het is bij wet verboden en dient te worden voorkomen en bestreden. In het Nederlands Wetboek van Strafrecht valt het onder opzettelijke mishandelingsdelicten.
Ook in de meeste andere Westerse landen wordt vrouwenbesnijdenis gezien als een operatie die verminkend, misdadig en vrouwonwaardig is. Steeds meer landen (waaronder Frankrijk, Engeland, Zweden en de Verenigde Staten) kennen inmiddels wetgeving die de ingreep, in welke vorm dan ook, strafbaar stelt [271]. Ook steeds meer Afrikaanse landen spreken zich uit tegen VGV. Het Maputo-protocol (2003) is gericht op het versterken en bevorderen van rechten van vrouwen op het Afrikaanse continent. Geweld tegen vrouwen, waaronder VGV, wordt hierin veroordeeld. Inmiddels hebben 45 van de 53 Afrikaanse landen het protocol ondertekend en hebben 27 het geratificeerd, waaronder 13 landen waar VGV wordt gepraktiseerd.
Naast besnijdenis van meisjes, wordt ook op grote schaal jongensbesnijdenis toegepast (ook wel circumcisie genoemd). Dit is het verwijderen van de voorhuid (preputium) van het mannelijk lid, een operatie die poliklinisch kan worden uitgevoerd. Volgens schattingen is wereldwijd iets minder dan een derde van alle mannen besneden (WHO). De ingreep wordt doorgaans uit religieuze overwegingen of op medische gronden uitgevoerd. In Nederland is deze ingreep niet strafbaar.