7.7.3 Uitvoering preventieve taak JGZ 

JGZ-richtlijn Kindermishandeling

Kindermishandeling

Praktische uitvoering van de preventieve taak van de JGZ

JGZ-professionals dienen allereerst alert te zijn op de risicokenmerken van VGV. Hiervoor kunnen zij gebruik maken van de volgende risico-inventarisatie [265]:

  • moeder van het meisje is besneden (overdracht verloskundige of uit anamnese),
  • zusjes zijn besneden,
  • land van herkomst van moeder is een risicoland voor VGV (zie www.meisjesbesnijdenis.nl),
  • land van herkomst van vader is een risicoland voor VGV (zie www.meisjesbesnijdenis.nl),
  • partner en directe familieleden staan positief tegenover besnijdenis,
  • omgevingsdruk: gezin met veel familie in Nederland die druk uitoefent VGV uit te voeren en/of gezin met veel contacten binnen dezelfde etnische groep die druk uitoefent en/of de vraagbaak, steun en toeverlaat van moeder (als het om vrouwenaangelegenheden gaat) oefent druk uit,
  • regelmatig (familie)bezoek buitenland: gezin dat regelmatig op (familie)bezoek gaat in het buitenland, met name land van herkomst,
  • gezin is niet of slecht geïntegreerd: spreekt geen Nederlands, geen of weinig sociale contacten, werkloos.

 

Het risico neemt toe met het aantal geconstateerde risicofactoren. Vooral de eerste twee punten zijn zwaarwegende risicofactoren.

Daarnaast zijn ook een aantal andere punten van belang om bij de risicotaxatie na te vragen:

  • Hoe staat de partner tegenover besnijdenis, de moeder van moeder, de moeder van vader en de familie?
  • Hoe zijn de contacten binnen dezelfde etnische groep?
  • Wordt er druk uitgeoefend?
  • Heeft moeder en/of vader juist steun aan de groep?
  • Hoe ziet de sociale omgeving van moeder eruit?
  • Wie is vraagbaak, steun en toeverlaat als het om vrouwenaangelegenheden gaat?
  • De groepen kennen een verschillende sociale, culturele (laag tot hoog opgeleid) en religieuze achtergrond (christenen en moslims). Betrokkenen hebben een vluchtelingen- of migrantenstatus. Daarnaast is er verschil in de leeftijd waarop besnijdenis wordt gepraktiseerd in het land van herkomst (vanaf twee maanden tot ongeveer dertien jaar, soms zelfs nog later).

 

JGZ-professionals dienen vervolgens het gesprek met de ouders/verzorgers aan te gaan. In het Standpunt Preventie van VGV door de JGZ (2010) is hiervoor een gespreksprotocol opgenomen. Deze handleiding is gebaseerd op de principes van motiverende gespreksvoering. De JGZ-professional krijgt hierin een model aangereikt om tijdens het gesprek te bepalen in welke fase van gedragsverandering de moeder en/of vader zich bevindt:

  • Fase 1: voorbeschouwing, waarin de moeder en/of vader zich niet bewust is van het probleem, de relatie tussen de besnijdenis en het gezondheidsproblemen wordt niet gelegd.
  • Fase 2: overpeinzing, waarin de moeder en/of vader zich bewust is van het probleem.
  • Fase 3: beslissing, waarin de moeder en/of vader een beslissing neemt om de dochter wel of niet te laten besnijden.
  • Fase 4: actieve verandering of actie.
  • Fase 5: consolidatie, waarin de beslissing ten minste 6 maanden wordt volgehouden.

 

Figuur 14.1 beschrijft een beslisschema voor het proces van risico-inschatting en signalering door de JGZ (overgenomen uit het Stappenplan van de AJN (Voorkomen van meisjesbesnijdenis door samenwerken). Afhankelijk van de fase waarin de moeder en/of vader zich bevindt, worden aanvullende vragen gesteld. In de bijlage van het Standpunt VGV door de JGZ staan voorbeeldvragen bij ieder van de vijf fasen. Ook is een groot aantal voorbeeldzinnen opgenomen om het gesprek over VGV aan te gaan (inclusief mogelijke reacties van ouders). Om JGZ-professionals te ondersteunen bij het signaleren, is door de AJN in 2005 een praktisch beslisschema opgenomen (zie de subsectie met  figuur 14.1).

De JGZ-professional brengt het onderwerp VGV niet éénmalig ter sprake, maar verschillende keren. Het onderwerp maakt deel uit van het Basispakket JGZ. Hoewel het basispakket geen lichamelijk onderzoek in het kader van VGV voorschrijft, kan het goed zijn om – indien de ouders of de jongere akkoord zijn – een lichamelijke inspectie uit te voeren.

JGZ organisaties dienen ook in de periode tussen de reguliere contactmomenten – indien nodig – aandacht te besteden aan VGV; eventueel met extra contactmomenten en huisbezoeken. Een aandachtspunt is dat niet alle JGZ-organisaties in het voortgezet onderwijs nog face-to-face contacten met jongeren en hun ouders hebben. Zij passen varianten van triage of flexibele inzet van contactmomenten toe. Niettemin heeft de JGZ wel altijd de mogelijkheid om kinderen extra op te roepen bij signalen. Als de groep groot is kan de JGZ in overleg met de gemeente voor deze risicogroep een apart aanbod maken.

In 2014 is door Publieke Gezondheid en Veiligheid (PGV) Nederland het Basistakenpakket Asielzoekerskinderen opgesteld (werkdocument, versie 2014). In dit basistakenpakket is het reguliere basispakket JGZ aangevuld met contactmomenten die voortvloeien uit afspraken met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) over extra activiteiten voor asielzoekerskinderen. In dit document is expliciet meisjesbesnijdenis als aandachtspunt voor de contactmomenten opgenomen.

Wanneer JGZ-professionals een risico op VGV signaleren, kunnen zij een verklaring aan de ouders meegeven (in verschillende talen) indien zij het idee hebben dat ouders door de familie of gemeenschap onder druk worden gezet om hun dochter te laten besnijden. Dit is de Verklaring tegen meisjesbesnijdenis die in maart 2011 door de Nederlandse ministeries, migrantenorganisaties en GGD Nederland in gezamenlijkheid is gepresenteerd. Onder andere de KNMG en AJN hebben deze verklaring ondertekend. Als migranten onder druk worden gezet, kunnen ze met dit document laten zien dat de ingreep in Nederland bij wet verboden is. Ouders krijgen de verklaring mee op het consultatiebureau of bij de Jeugdarts van de GGD.

Melden van een vermoedde of op handen zijnde VGV

Voor de specifieke problematiek van VGV bij minderjarigen (jonger dan 18 jaar) moet bij vermoedens altijd advies worden gevraagd bij Veilig Thuis (0800-2000) en eventueel ook aan een deskundig collega. Bij Veilig Thuis is een aandachtssfunctionaris VGV werkzaam (dit is meestal een vertrouwensarts); deze is deskundig op het gebied van de signalering en aanpak van gevallen van VGV. Bij een adviesvraag blijft het gezin per definitie anoniem voor Veilig Thuis. De adviesvrager blijft verantwoordelijk. Als men een melding doet, heeft Veilig Thuis de bevoegdheid om direct in contact te treden met het gezin en de betrokken professionals en het onderzoek te starten. De melder kan Veilig Thuis vragen zijn naam voor het gezin geheim te houden (anoniem melden). Dat kan als dat nodig is vanwege de veiligheid van de jeugdige of anderen, de vertrouwensrelatie van de melder met het gezin, of uit vrees voor de eigen veiligheid. Met anoniem melden wordt terughoudend omgegaan. Veilig Thuis werkt volgens een handelingsprotocol VGV [269].

Er is een e-learning module beschikbaar op de site van VPVG/GGD NL: http://vgv.ggd.nl

Zie de subsectie met het Beslisschema Risico inschatting. 

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback