Meldcode Stap 2: Overleg met andere professionals
Handel bij een vermoeden of verdenking van kindermishandeling nooit alleen.
Allereerst wordt de situatie van het vermoeden van kindermishandeling besproken binnen het team waarin de JGZ werkzaam is en met de aandachtfunctionaris kindermishandeling. Zie ook subsectie Verantwoordelijkheidsverdeling binnen de JGZ.
Ga na welke andere professionals betrokken zijn bij het gezin. De eerste weg hiervoor is om dit na te vragen bij de ouders zelf. Ga na of er een ‘match’ is bij registratie van de jeugdige in de Verwijsindex (VIR).
Denk bij overleg met andere professionals aan:
- Sociale wijkteams (wijkteam, jeugdteam of jeugd en gezinsteam) –vaak inclusief JGZ
- Veilig Thuis (0800-2000)
- Huisarts
- Jeugdbescherming en jeugdhulp
- Raad voor de Kinderbescherming
- Politie
- Peuterspeelzaal, kinderopvang, onderwijs
- Jeugd-GGZ
- Algemeen Maatschappelijk Werk (schuldhulpverlening, relatieproblemen, huisvestingsproblemen, werk en inkomen) meestal ook in sociaal wijkteam
- Volwassenen GGZ en psychiatrie, waaronder verslavingszorg
- Maatschappelijke Opvang/Vrouwenopvang (Blijf van m’n Lijf)
- MEE bij lichamelijke en geestelijke beperking, chronisch zieken
- LECK (Landelijk ExpertiseCentrum Kindermishandeling) / FPKM (Forensische Polikliniek Kindermishandeling)
- Centrum Seksueel Geweld
- Paramedici zoals logopediste, fysiotherapeut, diëtist, verloskundige, etc.
- Medisch Specialisten en tandarts
- Werkers in de alternatieve geneeswijzen
- Professionals met een specifieke expertise zoals op het gebied van seksueel geweld, eer-gerelateerd geweld, loverboy-problematiek, huwelijksdwang.
LET OP:
Jeugdartsen werken volgens de KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld (2014). Deze meldcode stelt dat een arts altijd (ook) met Veilig Thuis moet overleggen bij vermoedens van kindermishandeling. Bij dit overleg kan het gezin/de jeugdige anoniem blijven. Ook moet de arts altijd voorafgaand aan een melding met Veilig Thuis overleggen. Dit betekent dat alleen overleg met de interne aandachtsfunctionaris kindermishandeling niet voldoende is. Onder overleg wordt ook casusoverleg verstaan waar de jeugdarts en Veilig Thuis bij elkaar zitten. Het is wenselijk om op landelijk niveau de discussie te voeren over dit ‘moeten overleggen’ van de jeugdarts met Veilig Thuis onder andere in verband met de capaciteit bij Veilig Thuis.
Jeugdverpleegkundigen volgen de V&VN-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld (2011). Deze meldcode stelt dat een jeugdverpleegkundige zo nodig (ook) met Veilig Thuis moet overleggen bij vermoedens van kindermishandeling.
In onderhavige richtlijn wordt jeugdverpleegkundigen aanbevolen altijd te overleggen met de aandachtsfunctionaris kindermishandeling en de jeugdarts die bij het gezin is betrokken. Jeugdartsen wordt aanbevolen om altijd te overleggen met de verpleegkundige en/of verpleegkundig specialist die bij het gezin betrokken is. Kortom, binnen het team dienen jeugdarts en jeugdverpleegkundige en verpleegkundig specialist altijd overleg met elkaar te hebben over vermoedens van kindermishandeling. Voor jeugdartsen geldt daarenboven: altijd overleg met Veilig Thuis. Werk je vanuit de JGZ in een jeugdteam, dan geldt hetzelfde. Als je in dienst bent bij het jeugdteam of de gemeente, dan volg je in ieder geval de eigen beroeps-meldcode en de specifieke afspraken die binnen het team zijn gemaakt.
Overleg met de politie en overweeg aangifte wanneer er sprake is van:
- een mogelijk strafbaar feit;
- ernstige vormen van lichamelijke kindermishandeling, lichamelijke verwaarlozing;
- seksueel misbruik;
- eer-gerelateerd geweld;
- vrouwelijke genitale verminking;
- huwelijksdwang;
- als alleen op die manier kindermishandeling tijdig en duurzaam gestopt kan worden.
Bij twijfel: vraag advies aan de aandachtsfunctionaris kindermishandeling en Veilig Thuis.
Informatie-uitwisseling
Met toestemming van de ouders en jeugdige vanaf zestien jaar mag altijd overlegd worden met relevante andere, externe professionals. Dat wil niet zeggen dat gegevensuitwisseling met andere professionals alleen maar mogelijk is als ouders en eventueel jeugdige expliciet toestemming geven. In het belang van de jeugdige kan het soms nodig zijn om zonder toestemming, maar met medeweten van de ouders en eventueel jeugdige, informatie te vragen bij en te overleggen met andere professionals. Soms is het zelfs niet mogelijk om de ouders van tevoren te informeren in verband met de veiligheid van de jeugdige of de professional. Overleg dan met Veilig Thuis en noteer dit met beargumentering in het dossier.
Bij de afweging om privacygevoelige informatie zonder toestemming uit te wisselen met andere professionals is het van belang de volgende vragen te beantwoorden zoals beschreven in het Model samenwerkingsconvenant Verwijsindex [90]:
- Welk doel moet bereikt worden met het geven van de informatie?
- Kan dit doel ook bereikt worden zonder de informatie te verstrekken? Wat is de toegevoegde waarde van informatie-uitwisseling op dat moment?
- Is echt al het nodige geprobeerd om toch toestemming te verkrijgen van de gezinsleden?
- Weegt het gevaar of ernstig nadeel bij een van de gezinsleden (een of meer jeugdigen) wel op tegen het belang dat een ander gezinslid bij geheimhouding heeft?
- Wie heeft de informatie echt nodig om het gevaar of het ernstige nadeel voor het gezinslid af te wenden? Welke informatie heeft die professional echt nodig?
JGZ-professionals moeten dus goed weten onder welke omstandigheden zij wel en niet informatie over gezinnen mogen delen en bij iedere situatie afwegen of dit wel of niet verstandig is. Dat wil zeggen:
- informatie verstrekken aan professionals die daarom vragen;
- verzoeken om informatie bij andere professionals;
- uitwisselen in multidisciplinair overleg.
Hiertoe dienen:
- voldoende informatie over de situatie om de afweging goed te kunnen maken
- de Wet Bescherming Persoonsgegevens;
- de WGBO (Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst) – paragraaf beroepsgeheim;
- organisatie-afspraken en –protocollen;
- een meldrecht in het kader van de Wet Verplichte Meldcode Huiselijk Geweld & Kindermishandeling;
- een meldrecht (o.a. op basis van de Jeugdwet 2015) wanneer politie, justitie, Veilig Thuis of Raad voor de Kinderbescherming om informatie vragen;
- Herziening kinderbeschermingsmaatregelen (14 november 2014).
LET OP: ten gevolge van de wetswijziging ‘Herziening kinderbeschermingsmaatregelen’ (14 november 2014) heeft de gezinsvoogd/jeugdbeschermer per 2015 een eigenstandig recht op informatie. Op grond daarvan moeten artsen, verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en andere professionals met een beroepsgeheim, desgevraagd en zonder toestemming van de betrokkenen een gezinsvoogd/jeugdbeschermer informatie verstrekken (spreekplicht). Dit geldt alleen als de informatieverstrekking noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling (OTS). De wetswijziging maakt het juridisch ook mogelijk dat de jeugdarts, jeugdverpleegkundige, verpleegkundig specialist en andere professionals met beroepsgeheim uit eigen beweging de gezinsvoogd/jeugdbeschermer informeert.
Wanneer er een ‘gezinsmanager’ is zonder dat er sprake is van een OTS, gelden gewoon het beroepsgeheim en de algemene regels voor gegevensuitwisseling.
Bij vragen en dilemma’s over het beroepsgeheim kan altijd overlegd worden met de aandachtsfunctionaris kindermishandeling of Veilig Thuis. Andere informatiebronnen zijn:
- Het beroepsgeheim in samenwerkingsverbanden: een wegwijzer voor zorgprofessionals (2014) opgesteld door artsenfederatie KNMG, GGZ Nederland, AJN (Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland), LHV (Landelijke Huisartsen Vereniging), NIP (Nederlands Instituut van Psychologen), NVvP (Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie), SVG (Stichting Verslavingsreclassering GGZ), V&VN (Verplegenden en Verzorgenden Nederland) en VVAK (Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling): http://knmg.artsennet.nl/Nieuws/Overzicht-nieuws/Nieuwsbericht/147782/Beroepsgeheim-in-samenwerkingsverbanden-wat-mag-een-arts-delen.htm ;
- Handreiking gegevensuitwisseling in de bemoeizorg (GGZ Nederland i.s.m. GGD GHOR Nederland en KNMG, 2014): www.ggznederland.nl/actueel/handreiking-gegevensuitwisseling-in-de-bemoeizorg-klaar ;
- Handreiking beroepsgeheim en politie/justitie (KNMG, 2012): http://knmg.artsennet.nl/Publicaties/KNMGpublicatie/62512/Handreiking-beroepsgeheim-en-politiejustitie-2012-1.htm ;
- een app ‘Info Delen’ over informatie-uitwisseling bij signalen van kindermishandeling tussen hulp- en zorgverleners en Veilig Thuis, gezinsvoogdij en de Raad voor de Kinderbescherming: https://itunes.apple.com/nl/app/info-delen/id903359458?mt=8 .
Iedere JGZ-organisatie dient te beschikken over een veilig systeem voor informatie-uitwisseling met andere betrokken instellingen. Denk bijvoorbeeld aan beveiligde digitale en email-systemen zoals ‘Zorgmail’.
Verwijsindex Risicojongeren
De Verwijsindex Risicojongeren (VIR) is een landelijk digitaal systeem waarin alleen geautoriseerde professionals inzage hebben en een registratie op basis van het BSN-nummer kunnen doen van jongeren tot 23 jaar met problemen. Ga na wie dit bij jouw organisatie is of zijn. De VIR koppelt persoonsgegevens van jeugdigen op hetzelfde adres en van kinderen van dezelfde ouders, waardoor eventuele signalen bij elkaar kunnen komen. Bij een ‘match’ wordt duidelijk welke professionals of politie of justitie (die de jeugdige ook in de VIR registreerden) bij de jeugdige en het gezin betrokken zijn. Er is dan nog geen inhoudelijke informatie-uitwisseling, er is alleen een signaal dát er meerdere professionals betrokken zijn. Zij kunnen dan vervolgens overleggen wat de beste aanpak is voor hulpverlening. Over de registratie van een jeugdige in de VIR moeten ouders en jongeren vanaf 16 jaar vooraf geïnformeerd worden, maar toestemming is daarbij niet nodig. De professional heeft een recht (geen plicht) om een jeugdige in de VIR te registreren bij een ‘redelijk vermoeden’ dat “de noodzakelijke condities voor een gezonde en veilige ontwikkeling van de jeugdige daadwerkelijk wordt bedreigd”. Wanneer er een match blijkt met andere professionals of politie en justitie en men in overleg wil treden, is toestemming van de ouders of jeugdige (indien zestien jaar of ouder) wel vereist. Wanneer zij geen toestemming geven is er sprake van een ‘conflict van plichten’ en moeten professionals afwegen of zij hun beroepsgeheim moeten doorbreken in belang van de jeugdige (zie ook de Jeugdwet uit 2015 en de website www.handreikingmelden.nl ).