Meldcode Stap 3: praat met ouder(s) en jeugdigen
De oplossingsgerichte manier van werken [65][76], zoals bijvoorbeeld Signs of SafetyTM [108], wordt gezien als een respectvolle methode die betrokkenen in hun waarde laat en waarbij met zowel ouders, jeugdigen als sociaal netwerk wordt samengewerkt; zij staan immers centraal. Signs of SafetyTM wordt vooral toegepast in de jeugdhulp en jeugdbescherming. Aanbevolen wordt in gesprek met ouders en jeugdigen de principes van het oplossingsgericht werken en/of Signs of SafetyTM toe te passen (zie ook de subsectie Interventies i.s.m. het sociale netwerk).
Uitgangspunt is om in openheid de zorgen en te ondernemen stappen te bespreken met de ouders en/of de jeugdige, vanaf de eerste zorg. Openheid is van belang voor de stappen die daarna volgen. In het eerste gesprek wordt de toon gezet.
In uitzonderlijke situaties kan er echter voor gekozen worden om niet met de ouders of jeugdige in gesprek te gaan, wanneer daarmee de veiligheid van betrokkenen in ernstige mate in het geding is (denk aan seksueel geweld, huwelijksdwang, eergerelateerd geweld, loverboy problematiek, suïcide gevaar). Vraag dan advies aan een deskundige, soms is het wel mogelijk om samen met een andere professional het gesprek aan te gaan. Noteer je afwegingen om niet met ouders of kind te spreken altijd in het dossier.
De wet (WGBO en Burgerlijk Wetboek) maakt onderscheid tussen drie leeftijdscategorieën: tot twaalf jaar, van twaalf tot zestien jaar en zestien jaar of ouder. Een gesprek met een jeugdige tot twaalf jaar vindt in beginsel alleen plaats met toestemming van de ouders (of wettelijk vertegenwoordigers) met gezag. Een jongere van boven de zestien jaar kan zelfstandig bepalen of hij met de JGZ-professional alleen wil spreken, tenzij de jongere wilsonbekwaam wordt geacht. Ook moet je jongeren van boven de zestien eerst toestemming vragen om met de ouders te mogen praten, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken (bijvoorbeeld wanneer de jongere daardoor gevaar loopt).
Er bestaat een lacune in de wet voor wat betreft de minderjarige van twaalf jaar of ouder die niet in staat is tot een weloverwogen waardering van zijn belangen (bijvoorbeeld bij lichte verstandelijke beperking). De wet voorziet niet in een mogelijkheid om een eventuele weigering van ouders om toestemming te geven te doorbreken.
Uitzondering geldt in acute en dreigende situaties waarin de toestemming van de wettelijke vertegenwoordigers niet gegeven is, en handelen van de JGZ-professional nodig is om ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen (art. 7:466 lid 1 Burgerlijk Wetboek). Ook mag de JGZ-professional handelen zonder toestemming van de ouders als de JGZ-professional in een individueel geval van mening is niet als goede hulpverlener te functioneren wanneer de geldende regels in acht genomen worden (lees: door niet te handelen). Hiervoor moet de JGZ-professional goede argumenten hebben.
Veilig Thuis is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen zonder medeweten van ouders (eerst) met een jeugdige (onder de zestien jaar) te spreken. Het is bijvoorbeeld niet altijd mogelijk om toestemming te verkrijgen om met de jeugdige apart te spreken – of om deze toestemming van beide ouders te verkrijgen (denk aan vechtscheidingen, een ouder die niet meer in beeld is, een ouder als pleger van seksueel geweld). Als ouders niet direct of geen toestemming geven, probeer hen dan te overtuigen van het belang van een gesprek met de jeugdige; ook voor de jeugdige zelf. Vertel wat je weet en benoem dat jij niet weet wat er verder gebeurd is en dat je daarom het verhaal van de jeugdige zelf wilt horen.
Bij twijfel of onduidelijkheid: vraag de aandachtsfunctionaris kindermishandeling en Veilig Thuis om advies.
Praten met ouders
Bedenk vooraf en leg uit wat het doel van het gesprek is: het in kaart brengen van de situatie of het aangaan van een samenwerkingsrelatie om veiligheid in het gezin tot stand te brengen? Bereid het gesprek goed voor en ga na wat al bekend is en wat nog niet.
Zet een erkende tolk in (via Tolk- en Vertaal Centrum Nederland) bij allochtone ouders die onvoldoende Nederlands spreken en ga na wat de belangrijkste gedragsregels zijn in de betreffende cultuur.
Overweeg de locatie van het gesprek: bij de ouders thuis, op kantoor of elders. Overweeg ook wie het gesprek het beste kan voeren en welke collega of andere professional daarbij aanwezig zal zijn. Vraag hulp en/of oefen een gesprek eventueel van tevoren met een collega en/of video-opname.
Wees er van bewust dat woordkeuze en formulering in een gesprek met ouders heel nauw meten en bedenk per situatie vooraf welke keuze de minste weerstand bij ouders kan oproepen. Wees je bewust van het effect van woorden op de ouders.
Vermijd het gebruik van afkortingen en vaktermen zoals ‘factoren’, ‘risicofactoren’, signalen/signaleren’ ‘pedagogisch’, ‘eigen kracht’, ‘sociaal netwerk’ ed.
Het kan verstandig zijn, met name in een eerste explorerende fase, om niet van ‘huiselijk geweld’, ‘kindermishandeling’, ‘geweld’ of ‘verwaarlozing’ te spreken. Gebruik dan liever woorden en omschrijvingen zoals: ‘zorgen maken over …’, ‘wat gaat goed, wat gaat niet goed’, ‘zorgpunten /aandachtspunten’, ‘ongunstige omstandigheden’, ‘zorgen delen over kind’, ‘veiligheid’.
Als er al hulpverlening betrokken is en er wordt gewerkt aan de veiligheid in het gezin, kan het anderzijds juist wel goed zijn om expliciet te zijn en er ‘niet omheen te draaien’.
Beloof, wanneer de ouder daarom vraagt, niet dat je alle informatie geheim zal houden, leg uit dat je een beroepsgeheim hebt maar dat je ook de plicht hebt te beschermen en dat het daarom soms nodig is je beroepsgeheim te doorbreken. Erken dat dat voor hen vervelend is maar dat het in het belang van de jeugdige is. Spreek af dat je de ouder altijd vooraf zal informeren wanneer informatie met andere professionals gedeeld moet worden.
Gebruik ‘algemene kennis’ in het gesprek: ‘we weten dat kinderen in dit soort situaties … ‘ [66].
Benoem concreet de zorgen en spreek over feiten, zonder oordeel en zonder aannames of interpretaties van die feiten. Stel vooral open vragen die niet alleen met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoord kunnen worden vanuit een oprecht geïnteresseerde open houding.
Pas gesprekstechnieken toe, zoals hieronder in het kader staan beschreven. Deze technieken worden op grote schaal in de praktijk gebruikt en heel waardevol gevonden. De bron hiervan is onbekend.
Laat OMA thuis, gebruik LSD, neem ANNA mee, smeer NIVEA, maar wees een OEN en maak je DIK. OMA: Oordelen, Meningen/Moralisering en (goedbedoelde) Adviezen. LSD: Luisteren, Samenvatten en Doorvragen. Luister naar wat de ander zegt, vat dit samen en vraag hierop door. Let bij het luisteren niet alleen op de woorden die worden gebruikt, maar ook op de lichaamstaal. Door samen te vatten check je of je goed hebt begrepen wat de ander duidelijk wilde maken. Door goed door te vragen zorg je ervoor dat alles duidelijk wordt. ANNA: Altijd Navragen en Nooit Aannemen. NIVEA: Niet Invullen Voor Een Ander OEN: een Open, Eerlijk en Nieuwsgierige (oprecht geïnteresseerde of onderzoekende) houding aannemen. Sta open voor een andere mening, wees eerlijk in wat je er zelf van vindt en wees nieuwsgierig naar de motivatie van de ander. DIK: Denk In Kwaliteiten. Vaak geven mensen alleen aandacht aan de dingen die niet goed gaan of negatieve eigenschappen van een ander, maar probeer ook aandacht te geven aan de dingen die wel goed gaan of aan de kwaliteiten van anderen. |
Geef ouders de ruimte om te reageren en hun kant van het verhaal te vertellen, wat zijn hun verklaringen voor de geconstateerde problemen. Bevestig wat goed gaat en complimenteer ouders daarvoor. Maak concrete afspraken over het vervolg en wat van de ouders verwacht wordt.
Praten met de jeugdige
Onderzoek laat zien dat vanaf de leeftijd van ongeveer vier jaar, open vragen aan de jeugdige kunnen worden gesteld die voldoende informatie en details geven [87]. Hoe en wanneer met jeugdigen gesproken wordt over signalen, vermoedens en verdere plannen is tevens afhankelijk van de ontwikkelingsleeftijd van de jeugdige en de situatie.
Over het algemeen geldt dat wanneer er vermoedens over kindermishandeling of een onveilige opvoedingssituatie bestaan, het belangrijk is de jeugdige te betrekken in de gespreksvoering en ook de jeugdige alleen te spreken. Zij voelen vaak aan dat er iets aan de hand is, ook al heeft niemand hen dat uitgelegd. Jeugdigen bedenken daarbij vaak hun eigen –niet altijd juiste– verklaringen voor de situatie en hebben de neiging zichzelf daarbij medeschuldig te voelen of vinden en zijn onvoorwaardelijk loyaal naar hun ouders. Bij allochtone jeugdigen kan daarbij ook de loyaliteit aan de familie en aan cultuur en geloof een belangrijke rol spelen.
Vraag ouders toestemming om met de jeugdige te mogen spreken. Vertel wat je weet en benoem dat jij niet weet wat er verder gebeurd is en dat je daarom het verhaal van de jeugdige wilt horen.
Bereid een gesprek goed voor. Denk niet meteen in oplossingen. Wees voorbereid op wat je mogelijk te horen krijgt en hoe je dan reageert. Houd rekening met het tijdstip op de dag en denk na over de locatie. Realiseer je dat het (extra) tijd kost om met een jeugdige te praten die kindermishandeling meemaakt of meegemaakt heeft. Houd daar rekening mee en rond een gesprek altijd zorgvuldig af.
Ten Berge et al. (2012) geven een aantal algemene aandachtspunten voor gesprekken met jeugdigen:
- Stel de jeugdige op zijn gemak en begin met algemene onderwerpen.
- Leg duidelijk uit wat de bedoeling is van het gesprek en wat er met de informatie die de jeugdige geeft, gaat gebeuren.
- Stel open vragen.
- Beloof niet, wanneer de jeugdige daarom vraagt, dat je alle informatie geheim zal houden, leg uit dat je een beroepsgeheim hebt maar dat je ook de plicht hebt te beschermen en dat het daarom soms nodig is je beroepsgeheim te doorbreken. Spreek af dat je de jeugdige altijd vooraf zal informeren wanneer informatie met andere professionals gedeeld moet worden.
- Maak duidelijk dat de jeugdige niet schuldig is aan de situatie, maar dat ouders verantwoordelijk zijn voor een veilige en prettige thuissituatie.
- Heb oog voor het loyaliteitsconflict waarin dit de jeugdige kan brengen.
- Laat bij het bespreken van de thuissituatie vooral de jeugdige aan het woord.
- Vraag welke mogelijke oplossingen zij zelf zien en wat er voor nodig is om dat te realiseren.
- Maak bij het afsluiten van het gesprek expliciet duidelijke afspraken over met wie de besproken informatie gedeeld zal worden en wat de jeugdige aan zijn ouders gaat vertellen.
- Zorg er voor dat na afloop van het gesprek de jeugdige opgevangen wordt door een voor hem of haar vertrouwd persoon.
Als er sprake is van mogelijk strafbare feiten
Stem, wanneer er sprake is van mogelijk strafbare feiten, de te ondernemen stappen af met de interventies van de politie: gesprekken met slachtoffer(s) en getuige(n) kunnen het leveren van bewijs in een strafzaak namelijk belemmeren. Zie ook de Sectie Samenwerken met het professionele netwerk.
Tegelijkertijd moet hierom niet geschuwd worden om met de jeugdige te spreken. Dat kan op basis van het ‘Minimum Facts Interview’ [102] dat er op gericht is een minimum aan informatie te vergaren om te bepalen of sprake van kindermishandeling kan zijn en wat nodig is voor de veiligheid van de jeugdige:
- Praat met de jeugdige apart, zonder ouders of andere betrokkenen.
- Let op non-verbaal gedrag en emoties bij de jeugdige.
- Laat de jeugdige verhaal doen in de eigen bewoordingen; geef geen suggesties met woorden (in de mond leggen), voordoen, iets laten zien.
- Gebruik geen gesloten of suggestieve vragen, gebruik wel open vragen, zoals ‘Wat is er gebeurd?’ Vragen die beginnen met:
- Wat…?
- Waar…?
- Wanneer
- Wie…?
- Hoe ….?
Hoe jonger de jeugdige, des te globaler de antwoorden. Veel kinderen van vijf kunnen niet tijdstip en adres exact verwoorden.
- Ga na of de jeugdige (met spoed) medisch onderzocht moet worden.
- Ga na wat er nodig is voor de acute veiligheid van de jeugdige.
- Ga na hoe je zelf de jeugdige een gevoel van veiligheid kan geven.
Neem zelf een neutrale houding aan ten opzichte van de jeugdige: de jeugdige niet prijzen voor bepaalde uitspraken; maar wel prijzen dat het vertelt. Toon geen afkeer (boosheid/walging e.d.) over de mogelijk met de jeugdige uitgevoerde (seksuele) handelingen [87]; vertel dat het niet de schuld van de jeugdige is.