3.2.8 Professionalisering en kwaliteitsbewaking

JGZ richtlijn Opvoedondersteuning (2013)

Opvoedondersteuning

Professionalisering in de jeugdgezondheidszorg is een continu en dynamisch proces dat gericht is op het uitdiepen en verbeteren van het beroep en op het verbeteren van de kwaliteit van de hulpverlening aan de cliënt [79]. Een onderdeel hiervan is het faciliteren van bij- en nascholing en de implementatie en borging van een kwaliteitssysteem [336].

Professionalisering

Op het niveau van het beroep verwijst ‘professionalisering’ naar een proces van beroeps- vorming waarin het beroep steeds meer voldoet aan specifieke kenmerken die zijn ontleend aan andere beroepen die volledig geprofessionaliseerd zijn.

De kenmerken van geprofessionaliseerde beroepen zijn:

  1. De beroepsgroep beschikt over een ‘body of knowledge’: een geheel van systematisch geordende en samenhangende, overdraagbare kennis en methodieken, instrumenten en technieken.
  2. De beroepsgroep beschikt over een visie.
  3. Er is een specifiek deskundigheidsdomein, met maatschappelijke en liefst wettelijke erkenning en een vorm van beroepsregistratie.
  4. Er is een beroepsvereniging.
  5. Er bestaat een ethische beroepscode en beroepsideologie met belonings- en sanctiesystemen.
  6. Er is sprake van een zekere mate van professionele autonomie.
  7. De beroepsgroep heeft controle op toegang tot de arbeidsmarkt.
  8. De beroepsgroep heeft controle op de inhoud van de beroepsopleiding en de toegang daartoe.

 

Op het niveau van de professional verwijst ‘professionalisering’ naar het individuele proces waarin beroepskrachten hun kennis, vaardigheden en houding ontwikkelen. Dit wordt ook wel professionele ontwikkeling of deskundigheidsbevordering genoemd en is gericht op het verbeteren van de kwaliteit van het werk [173]. Over wat iemand tot een professional maakt, bestaan vele opvattingen. Van der Laan (2007)[174] onderscheidt drie hoofdbestanddelen van professionaliteit:

  • Opleidingsniveau: het resultaat van opleiding, training, supervisie en intervisie en daarmee ook het beschikken over de juiste competenties en kennis.
  • Werkomstandigheden: de caseload (aantal cliënten) en faciliteiten als interne communicatie, financiële middelen (inclusief beloning) en materiële en immateriële ondersteuning.
  • Ethische normen en protocollen: opvattingen, houding, waarnemingen, normen en waarden van ethische aard en ervaringen met de werksoort, in dit geval de jongeren, hun ouders en hun problemen.

 

Kwaliteitsbewaking

Een voortdurend leerproces in de praktijk om de kennis en vaardigheden actueel te houden kan, behalve door bij- en nascholing, plaatsvinden door [209]:

  • Vermelding in een kwaliteitsregister: het bijhouden van een portfolio van alle activiteiten die ertoe bijdragen dat je competenties op peil blijven.
  • Lidmaatschap van een beroepsorganisatie.
  • Intervisie: gericht op vakinhoud en relationele aspecten (bejegening en gespreksvaardigheid).
  • Methodisch werken: methodisch en SMART werken met gebruik van gestructureerde besluitvorming en objectieve en adequate verslaglegging.
  • Professionele visitatie: in het kader van de CJG’s werken professionals nauw samen met andere professionals.
    Om te zorgen dat jeugdverpleegkundigen voldoende opgeleid en bijgeschoold worden, kunnen JGZ-organisaties volgens de V&VN Fractie Jeugd het volgende doen [203]:
  • Nieuw personeel aannemen: hbo-opgeleide verpleegkundigen met voldoende jeugdgezondheidszorg in hun uitstroomprofiel.
  • Inwerkprogramma opzetten.
  • Inzet personeel wijzigen: inzet van junior of senior verpleegkundigen, afhankelijk van de eenvoud of complexiteit van het werk.
  • Inschrijven bij kwaliteitsregister: inschrijving collectief regelen en financieel faciliteren.
  • Stimuleren tot lidmaatschap V&VN: actieve deelname faciliteren.
  • Jeugdverpleegkundigen aanmoedigen zich te laten registreren bij het Kwaliteitsregister V&V. Hiervoor bestaat geen landelijke verplichting. Voor verpleegkundig specialisten is er een (verplicht) accreditatiereglement van bij- en nascholing beschikbaar [245].
  • Methodisch werken: dat kan door het V&VN-activiteitenplan ‘implementeren en methodisch werken’ uit te voeren, eventueel met extra bijscholing.
  • Professionele visitaties faciliteren.
  • Bij- en nascholingsmogelijkheden benutten op het gebied van ketenzorg, gespreksvoering, outreachend werken, opvoedingsondersteuning, leertheorie, gestructureerde besluitvorming, zorgcoördinatie, intercultureel werken en kennis over lage sociaal-economische status (SES).
  • Vervolgopleiding faciliteren.

 

Braun, Davis en Mansfield (2006)[58] geven aan dat supervisie en intervisie voor professionals een essentieel onderdeel zijn van de effectieve ondersteuning van ouders. 

Supervisie bestaat volgens hen uit:

  • persoonlijke ondersteuning van professionals;
  • continue aandacht voor scholing en ontwikkeling;
  • management in termen van monitoren en evaluatie.

 

Intervisie draagt bij aan het komen tot professionele inzichten vanuit ervaring en deskundigheid, gericht op nieuwe perspectieven en verdieping van de al aanwezige professionele kennis. Dit vraagt van het management een sturingsconcept waarin het vertrouwen in de professional het uitgangspunt is en het faciliteren en in z’n eigen kracht zetten van de professional kernwaarden zijn. Om een dergelijke verandering tot een succes te maken zijn de fasen van inrichting, uitvoeren, monitoren en borgen (ook wel Plan-Do-Check-Act-cyclus (PDCA-cyclus) genoemd) van groot belang. Al bij de inrichting (Plan-fase) moet stilgestaan worden bij de vraag hoe zichtbaar wordt dat de invoering van een nieuwe werkwijze het vraagstuk ook wat oplevert (Check-fase) en hoe ervoor gezorgd wordt dat het blijft werken (Act-fase) [100]. Ooms, Wilschut en Van Loon (2011)[219] geven in de ‘implementatiewijzer’ aan welke strategieën en implementatiemethoden in welke fase het beste werken.

De rol van de inspectie

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) bekijkt – zo nodig samen met het Integraal Toezicht Jeugdzaken – in welke mate de instellingen voor jeugdgezondheidszorg (waaronder ook CJG’s) hun plannen van aanpak zoals eerder opgesteld, hebben uitgevoerd. Deze plannen zijn opgesteld naar aanleiding van het thematische onderzoek ‘Jeugdgezondheidszorg in beweging’ van de inspectie uit april 2009. Uiterlijk in 2011 moet de jeugdgezondheidszorg aan de normen voor verantwoorde zorg voldoen. De inspectie herhaalt het thematische onderzoek in 2011 en legt zo nodig sancties op wanneer de zorg dan nog niet op orde is. De door de IGZ opgestelde indicatoren staan beschreven in een overzicht van de IGZ [148].

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback