3.1 Taken van JGZ-professionals en CJG-kernpartners

JGZ-richtlijn Opvoedondersteuning

Opvoedondersteuning

Wat zijn de taken van de jeugdverpleegkundige en jeugdarts met betrekking tot opvoedings- ondersteuning in vergelijking met de taken van de JGZ-pedagoog en van de ketenpartners in het CJG, zoals (school)maatschappelijk werk en de gedragswetenschapper, medewerkers van opvoedsteunpunten, zorg- en adviesteams en de jeugdzorg en hoe kunnen zij optimaal aansluiten op elkaar? Welke samenwerkingsafspraken met de ketenpartners moeten gemaakt worden?

Conclusies

De werkgroep is van mening dat:

  • Regionale of lokale samenwerkingsafspraken, met landelijke borging, gemaakt moeten worden met alle ketenpartners die te maken hebben met jeugd. De CJG’s, ZAT’s en de verwijsindex kunnen daarbij optreden als belangrijke verbindingspunten voor de communicatie tussen de ketenpartners op regionaal niveau. Er zullen afspraken gemaakt moeten worden over ieders verantwoordelijkheid in de zorg rond jeugd en over informatie- uitwisseling. Het bereik van de (keten)partners moet geoptimaliseerd worden. Het gaat om weten wie je nodig hebt en daarbij de onbekendheid met ketenpartners wegnemen, elkaar meer informatie verschaffen over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen en jongeren en ouders, sleutelpersonen in de wijk en lokale (migranten-/bewoners)organisaties betrekken in het zoeken naar oplossingen en stappen in de richting van een betere en effectievere ketensamenwerking nemen.
  • In het kader van zorgcoördinatie duidelijke regionale afspraken gemaakt moeten worden: wat wordt verstaan onder zorgcoördinatie, wie is wanneer verantwoordelijk voor de zorgcoördinatie, hoe werken we samen, hoe dragen we over en wie neemt het initiatief?
  • Er duidelijke lokale/regionale afspraken gemaakt moeten worden over de terugkoppeling van informatie naar de JGZ, die te allen tijde plaats moet vinden. Alle CJG-partners, waaronder de JGZ, dienen standaard geïnformeerd te worden:op het moment dat Bureau Jeugdzorg een indicatiebesluit afgeeft;
    • op het moment dat de geïndiceerde zorg start en eindigt;
    • bij de start en afsluiting van kinderbeschermingsmaatregelen;
    • op het moment dat er een onderzoek door het AMK wordt uitgevoerd en bij afsluiting van dat onderzoek.
      De JGZ en andere CJG-partners informeren ook standaard diegenen die naar hen verwijzen en naar wie zij zelf verwijzen.
  • De communicatiemethoden gemoderniseerd moeten worden: er moet bijvoorbeeld gebruikgemaakt worden van videoconferenties en sociale media zoals bijvoorbeeld twitter. Ook kan de JGZ ouders wijzen op het bestaan van handige apps, zoals bijvoorbeeld iGrow ontwikkeld door TNO.
  • Ketenpartners standaard betrokken moeten worden bij nieuwe ontwikkelingen op het terrein van opvoedingsondersteuning. De onderlinge samenwerking tussen instellingen moet goed zijn. Er moet een gezamenlijke verantwoordelijkheid zijn voor de ontwikkeling van activiteiten en het beleid voor opvoedingsondersteuning. Instellingen moeten in samenwerking met de gemeente binnen hun algemene taakstelling en aanbod zoeken naar mogelijkheden om met name specifieke (risico)groepen voldoende te bereiken door aanpassing of uitbreiding van hun werkzaamheden/aanbod.
  • Dat ketensamenwerking ook bij richtlijnontwikkeling verder gestalte moet krijgen door alle (zes) beroepsverenigingen die zijn betrokken bij de CJG-ontwikkeling, van meet af aan te betrekken bij de herziening van deze richtlijn over vijf jaar, opdat een breed gedragen multidisciplinaire richtlijn voor opvoedingsondersteuning in het CJG kan worden opgesteld. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de samenstelling van de Richtlijn Advies Commissie(RAC) en de werkwijze bij richtlijnontwikkeling in de JGZ, het CJG en de jeugdzorg.
  • Ouders en jeugdigen meer betrokken moeten worden bij de hulp. Professionals moeten transparant zijn en de regie – indien mogelijk – bij hen leggen. Zij moeten samen met ouders en jeugdigen doelen vaststellen en kijken hoe de ondersteuning wordt opgezet en welke partners eventueel betrokken zijn/moeten worden bij de hulpverlening. Ook hierbij moet meer gebruik worden gemaakt van sociale media, aangepast aan de vaardigheden en interesses van de verschillende doelgroepen.

Aanbevelingen

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback