2.3.6 Overige overwegingen

JGZ-richtlijn Opvoedondersteuning

Opvoedondersteuning

Andere landen buiten beschouwing

We hebben het onderzoek naar vragen en problemen van ouders in andere landen buiten beschouwing gelaten bij het formuleren van de conclusies. De richtlijn is immers niet bedoeld om op die vragen en problemen een antwoord te geven, maar louter en alleen op de vragen en problemen van ouders en andere opvoeders in Nederland. De richtlijn neemt de Nederlandse situatie als context en daarbij zijn cijfers over vragen en problemen onder ouders in het buitenland niet richtinggevend voor het handelen van Nederlandse professionals. 

Overigens is een algemene conclusie dat de aard van de vragen over en problemen met de opvoeding van ouders in andere ontwikkelde landen overeenkomt met de vragen en problemen van Nederlandse ouders  [267][44][52][102][69]. Waarbij Nederland het in vergelijking tot andere landen overwegend positief doet. Hermanns (2009) zegt daarover: ‘Het gaat goed met de Nederlandse jeugd en zijn opvoeding, de problemen nemen eerder af dan toe en in vergelijking met andere landen vallen we in positieve zin op.’

Cliëntenparticipatie

In tegenstelling tot bijvoorbeeld Engeland [103] kent Nederland geen wettelijke verplichting voor voorzieningen die preventie en hulp bieden aan jeugdigen en ouders om deze gebruikers te raadplegen of te consulteren over de kwaliteit en de inrichting van de dienstverlening. In ons land hebben klantenparticipatie en -raadpleging geen wettelijke basis.

‘Wet van Rose’

In vervolg op de aanbevelingen van Diekstra c.s. (2010)[83] is het wenselijk onder alle ouders de kennis en het begrip van ontwikkeling en opvoeding te vergroten, opdat dit – conform de ‘wet van Rose’ (kleine veranderingen, bv. voldoende opvoedkennis bij alle ouders, die grote verschillen bewerkstelligen, bv. afname mishandeling en beroep op geïndiceerde jeugdzorg) – op termijn een vermindering van het aantal opvoeders en gezinnen oplevert bij wie sprake is van problematische opvoedingssituaties en daaraan gerelateerde ontwikkelingsproblemen. Bij de vergroting van deze kennis en dit begrip moet onderscheid gemaakt worden tussen ouders met verschillende opleidingsniveaus. Iedere groep heeft een passende educatie en passend voorlichtingsmateriaal nodig.

Geen hulpvraag/ zorgmijdend

Er is een groep ouders die geen vragen stellen en soms geen of weinig contact met de jeugdgezondheidszorg hebben of zorgmijdend zijn [284][328]. Tot die ouders heeft ook opvoedingsondersteuning geen directe toegang. Dit kunnen risicogezinnen zijn waarbij de gezondheid en het welzijn van het kind in het gedrang komen. Dan is bemoeizorg op zijn plaats. Het kan ook zijn dat er slechts behoefte is aan een lichte vorm van opvoedingsondersteuning, maar dat de uiteenlopende communicatievormen van ouders en professionals in de weg staan. Dan zijn outreachend werken nodig en gebruikmaken van informele netwerken als lokale (migranten-/bewoners)organisaties, religieuze organisaties en sleutelpersonen in de wijk.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback