6.1 Ketenpartners/ zorgcoördinatie

JGZ-richtlijn Opvoedondersteuning

Opvoedondersteuning

CJG, ZAT, eerste- en tweedelijnszorg

De functie van het CJG is een laagdrempelige vraagbaak te zijn voor ouders, jeugdigen en professionals waar de juiste verbindingen tussen professionals gelegd worden wanneer er vragen zijn op het gebied van opvoeden. Dit heeft als doel dat jeugdigen en hun ouders snel en gecoördineerd die informatie, dat advies of die hulp krijgen die aansluit bij hun behoeften [85]. De JGZ is veelal de spil in het CJG. Daarnaast moet in ieder CJG een schakel zijn met het Bureau Jeugdzorg (BJZ) en het ZAT. Ook het ZAT, waaraan de JGZ deelneemt, vormt een belangrijk verbindingspunt voor communicatie tussen keten- partners, geïntegreerde probleemtaxatie en het inzetten van interventies [231]. Naast de spilfunctie van de JGZ in het CJG zorgt de JGZ ook voor korte lijnen met de eerste- en tweedelijnsgezondheidszorg zoals huisartsen, paramedici en medische specialisten [160]. De huisarts en de JGZ zijn belangrijke partners in de eerstelijnszorg voor kinderen en gezinnen. Daar waar de huisarts meer curatief werkt, biedt de JGZ preventieve openbare gezondheidzorg. De samenwerking en afstemming tussen huisartsen en de JGZ staan beschreven in de handreiking ‘Samenwerking huisarts en jeugdgezondheidszorg’ [193] en in diverse LESA’s (Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraken).

Coördinatie van zorg: één gezin, één plan

Eén gezin, één plan houdt in het afstemmen van de hulp en zorg die vanuit verschillende voorzieningen geboden worden aan een gezin. Deze hulp en zorg moeten erop gericht zijn dat gezinnen zo ondersteund worden dat zij de verantwoordelijkheid voor de opvoeding zo zelfstandig mogelijk kunnen dragen. De coördinatie richt zich zowel op de inhoud van de zorg als op de wijze van samenwerking tussen professionals. Dat meer hulpverleners betrokken zijn bij een jeugdige en het gezin, is op zichzelf nog geen reden om zorgcoördinatie vanuit een organisatie te organiseren. Als ouders in staat zijn zelf de afstemming en uitvoering van alle hulp en zorg te sturen, dan heeft dat de voorkeur en behoeft er geen zorgcoördinator aangewezen te worden. Zijn ouders niet in staat zelf de hulp en zorg te sturen, dan moet er een zorgcoördinator aangewezen worden [190].

Eén gezin, één plan is niet vrijblijvend. Altijd moet duidelijk zijn welke instantie de functie van zorgcoördinator vervult en daarmee verantwoordelijk is voor het goed verlopen van de samenhangende ondersteuning van het gezin. Dat de coördinatie van zorg aan één professional is opgedragen, betekent niet dat andere professionals en instanties achterover kunnen leunen. Vanuit hun eigen professionele en maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben instanties – en daarmee ook professionals – de plicht om samen te werken. Het wetsvoorstel Centra voor Jeugd en Gezin en regierol gemeente in de jeugdketen benadrukt deze verplichting [190].

Zorgcoördinatie

Zorgcoördinatie vanuit de JGZ – al dan niet binnen het CJG – is aan de orde wanneer meerdere hulpverleners of instanties bemoeienis hebben met een jeugdige of een gezin, of zich daarmee zouden moeten bemoeien. De zorgcoördinator houdt in de gaten of de diverse instellingen voldoende dan wel te veel of te weinig hulp inzetten. De zorgcoördinator begeleidt ouders en jeugdige gedurende dit proces [160]. Zodra een indicatiebesluit door Bureau Jeugdzorg is afgegeven, is Bureau Jeugdzorg verantwoordelijk voor de zorgcoördinatie. Dit is ook het geval wanneer een jeugdbeschermingsmaatregel genomen is of wanneer sprake is van jeugdreclassering [161]. Wanneer de bemoeienis van de andere zorgverlener of instantie, bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg, ophoudt, dan is de zorgcoördinator weer aan zet om de veilige ontwikkeling van het kind te bewaken. Het moet altijd duidelijk zijn welke instantie de functie van zorgcoördinator vervult.

Uit het praktijkonderzoek van Partners in Jeugdbeleid [330] naar de samen- werking tussen de JGZ (vaak dus ook het CJG) en de jeugdzorg uiten sleutelfiguren in de JGZ unaniem de uitdrukkelijke wens om standaard geïnformeerd te worden, ook indien de JGZ niet de verwijzende instelling is:

  • op het moment dat Bureau Jeugdzorg een indicatiebesluit afgeeft;
  • op het moment dat de geïndiceerde zorg start en eindigt;
  • bij de start en afsluiting van kinderbeschermingsmaatregelen;
  • op het moment dat er een onderzoek door het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) wordt uitgevoerd en bij afsluiting van dat onderzoek.

 

De wens om elkaar beter standaard te informeren kwam ook naar voren uit het praktijkonderzoek van het RIVM over de samenwerking tussen de JGZ en Bureau Jeugdzorg [227]. De standaardinformatie hoeft niet uitgebreid te zijn: feitelijke informatie over start en einde van de zorg en de gegevens van contactpersonen volstaan [330]. De gemeente is er als regisseur van het jeugdbeleid verantwoordelijk voor dat helder is vastgelegd in welke gevallen welke instantie de uitvoeringsverantwoordelijkheid voor de coördinatie van zorg heeft. Vanaf de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Centra voor Jeugd en Gezin en regierol gemeente in de jeugdketen is dit een wettelijke verplichting [161].

De ontwikkeling van de intersectorale samenwerking tussen onderwijs, zorg en veiligheid vordert gestaag. Samenwerken is maatwerk. Dat geldt zeker voor zo’n complexe samenwerking als bijvoorbeeld die tussen de drie sectoren van zorg, onderwijs en veiligheid. Juist omdat de ‘couleur locale’ zo sterk bepaalt welke instellingen samenwerken, wat het domein en het doel van de samenwerking zijn en hoe ver men gaat in het formaliseren van de samenwerking, valt er voor het werkproces nauwelijks een standaard te formuleren. Wel is het wenselijk, dat de volgende acties worden uitgevoerd:

  1. Ontwikkelen en vastleggen van de werkafspraken.
  2. Gezamenlijk sturing geven aan de ontwikkeling van samenwerking.
  3. Opschaling bij stagnatie regelen.
  4. De informatiedrager(s) bepalen.
  5. Gemeenschappelijke visie en gezamenlijke uitgangspunten.
  6. Effectieve interventies gebruiken.[162]

 

Wraparound care

Wraparound care (WAC) is een vraaggestuurde en cliëntgerichte benadering waarin de begeleiding en hulp dicht bij en rondom het gezin worden georganiseerd. In het kort: één gezin, één hulpverlener, één plan. Het is een specifieke vorm van professionele bejegening waarbij de werker op maat methodieken, interventies of hulpverlening kan inzetten en waarbij veel gebruikgemaakt wordt van niet-professionele steunpilaren (community). Hermanns (2007) [127] stelt dat het ontbreekt aan een wraparound-benadering. Centraal in de benaderingswijze is ‘het herstel van het gewone leven’ door middel van empowerment. De ondersteuning en begeleiding zijn erop gericht het zelfoplossende vermogen te vergroten zodat de problemen voor het gezin weer hanteerbaar worden. De doelen van de begeleiding worden gezamenlijk geformuleerd door gezin en hulpverlener. In aansluiting op het streven naar ‘herstel van het gewone leven’ betekent dit voor hulpverleners dat zij ‘experts van het gewone leven’ zijn. In WAC combineert de ‘expert van het gewone leven’ in het gezin drie rollen: casemanagement (totstandkoming van één plan), hulpverlening (uitvoering) én zorgcoördinatie (gezinscoaching en regie). Deze expert kan onder andere een jeugdverpleegkundige zijn (www.nji.nl Deze linkt opent in een nieuw tabblad).

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback