3.3 Signalering

JGZ-richtlijn Opvoedondersteuning

Opvoedondersteuning

Instrumenten, methoden en programma’s bij het voorkomen, signaleren en interveniëren van opvoedingsproblemen

Deze subsectie gaat, samen met de subsectie Methoden en programma’s, over de preventie, het signaleren en de inzet van interventies voor opvoedingsondersteuning in de jeugdgezondheidszorg. Het geeft antwoorden op de uitgangsvraag: welke (evidencebased) instrumenten, methoden en programma’s kunnen binnen de JGZ (en het Centrum voor Jeugd en Gezin) gebruikt worden voor het voorkomen, signaleren en interveniëren bij opvoedingsproblemen en wat is de evidentie voor de kwaliteit, bruikbaarheid en toepasbaarheid van die instrumenten?

De uitwerking van deze uitgangsvraag is in twee delen opgesplitst:

  • Signalering (zie hieronder)
  • Methoden, programma’s en interventies voor opvoedingsondersteuning.

 

Conclusies over de signaleringsinstrumenten

De review over signalering leidt de werkgroep naar de volgende conclusies:

  1. Twee instrumenten zijn in het bijzonder geschikt voor universele signalering van opvoedingsproblemen: de SPARK (voorheen aangeduid als de VOBO-Z) en het DMO-protocol dat deel uitmaakt van Samen Starten.
  2. Voor signalering van opvoedproblemen in gezinnen in risicosituaties is de NOSIK een bruikbaar instrument, maar dat is al een meer selectief te gebruiken instrument onder supervisie van een gedragswetenschapper.
  3. Voor ouders met kinderen boven de 13 jaar zijn er geen signaleringsinstrumenten voor opvoedingsproblemen beschikbaar. Aanbevolen wordt een instrument te ontwikkelen of een bestaand instrument door te ontwikkelen voor deze leeftijd.
  4. Voor signalering van psychosociale problemen verdienen de BITSEA (voor de 2-jarigen) en de SDQ (ouderversie) voor de leeftijd van 3 tot 12 jaar de voorkeur. Voor de leeftijd vanaf 13 jaar zijn de SDQ (zelfrapportage) en de KIVPA een goede keuze.
  5. Signaleringsinstrumenten zijn belangrijke hulpmiddelen in de zin dat zij de signalering verbeteren [308]. Signaleringsinstrumenten zorgen ervoor dat de professional systematisch gegevens verzamelt over het kind, waardoor de professional zijn/haar beslissingen beter kan onderbouwen.
  6. Signaleren mag nooit gebeuren zonder het ‘delen van de signalen met de ouders’. De crux is de acceptatie van het signaal door de ouder, waarbij wederzijds vertrouwen, openheid en empowerment de bepalende kenmerken van de communicatie zijn. De ouder blijft de regie over het signaal voeren, tenzij de veiligheid van het kind in het geding is of komt. In die zin zijn signaleringsinstrumenten niet meer dan een hulpmiddel.

Aanbevelingen

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback