Er bestaat een brede verontrusting over de jeugd van tegenwoordig en de opvoeding die ze krijgen. Hermanns (2009) [130] stelt in zijn oratie: ‘Ouders lijken het opvoeden verleerd te zijn.’ Dit gaat ook gepaard met een toenemende instroom van kinderen en jongeren in speciale voorzieningen. Dit beeld wordt echter volledig onderuit gehaald door de epidemiologische cijfers, die geen toename van problematiek laten zien [130]. Daarbij past wel de opmerking dat die cijfers over opvoedingsvragen en -problemen niet eenduidig zijn. Onderzoek uit de laatste vijf jaar laat een aantal onderwerpen zien, waarover ouders de meeste vragen hebben of waarmee zij problemen ervaren. Landelijke en regionale onderzoeken [130][147][73][328] (GGD Zuid-Holland West, 2007; Mathijsen en Bus, 2006 laten zien dat ouders de meeste vragen of problemen hebben met of zich zorgen maken over:
- de aanpak van de opvoeding en het ouderschap in het algemeen;
- het omgaan met lastig gedrag of gedragsproblemen van hun kinderen;
- emotionele problemen van het kind;
- de schoolprestaties van het kind.
Van Keulen (2010)[160] en De Jongh en Vlek (2009) [151] stellen dat ‘ouders consequent zijn het moeilijkst vinden aan opvoeden’. De puberteit ervaren ze als de lastigste periode. Speetjens c.s. (2009)[278] hebben 26 studies geïnventariseerd en daaruit de volgende top vijf van de belangrijkste onderwerpen, waarover vragen van ouders kwamen, samengesteld:
- Algemene ontwikkeling van kinderen, gezondheid en kinderziektes.
- Gedrag van kinderen, met name moeilijk en ongehoorzaam gedrag.
- Grenzen stellen, luisteren en gehoorzamen, corrigeren en straffen.
- Sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen, zelfvertrouwen, onzekerheid en (faal)
- angst bij kinderen.
- Algemene opvoedingsvragen en -vaardigheden.
De vragen en problemen die ouders vaak hebben, betreffen de zogenaamde normale problemen die inherent zijn aan de ontwikkelingsfase van het kind en dientengevolge gerekend kunnen worden tot de normale opvoedingsopgaven van ouders [119][325]. Ze zijn van alle tijden, alle culturen en alle gemeenschappen [130]. Daarbij zijn ouders tevreden over de eigen opvoeding en kritisch over die van andere ouders en opvoeders. Van alle problemen – normale en/of ernstige en/of belastende – geven kinderen en gezinnen gedurende hun levensloop altijd meermalig signalen af. [148]. Duiding van die signalen is geen eenvoudige opgave, want alle kinderen dienen in hun levensloop aan een aantal (‘normale’) ontwikkelingsopgaven te voldoen [55].
Ontwikkelingsopgaven zijn uitdagingen waarvoor kinderen zich gesteld zien als gevolg van nieuwe gedragsmogelijkheden (en beperkingen) die voortkomen uit biologische veranderingen, sociale verwachtingen en persoonlijk gedrag of persoonlijke keuzes. Het oplossen van ontwikkelingsopgaven is van centraal belang voor de psychosociale ontwikkeling van een kind. Het ideaalbeeld dat – vaak onnodig impliciet – ten grondslag ligt aan opvoedingsondersteuning is het op tijd volbrengen van de ontwikkelingsopgaven. Het niet leren beheersen van een ontwikkelingstaak kan leiden tot latere negatieve effecten in het functioneren [55]. Ontwikkelingsopgaven verschijnen in bepaalde periodes, waarvan sommige cultuurbepaald zijn (zie tabel 1). Aan ontwikkelingsopgaven zijn opvoedingsopgaven gekoppeld; iedere ontwikkelingsfase vraagt om specifiek opvoedersgedrag. Ook de ouder ziet zich dus voor opgaven gesteld en zal zijn rol moeten nemen – van verzorger tot opvoeder en coach – passend bij de ontwikkelingsfase van het kind [234].
Opvoedingsopgaven kunnen we omschrijven als gedragingen van opvoeders die de jeugdige mogelijkheden bieden om de ontwikkelingsopgaven te leren beheersen. De opvoedingsopgaven hebben voor ouders soms een bewust karakter. Dit is niet het geval bij ontwikkelingstaken. De uitvoering van nieuwe ontwikkelingsopgaven kan spanning en disharmonie in de opvoedingssituatie met zich meebrengen. Opvoedingsvragen ontstaan juist op de momenten dat ouders en kinderen voor nieuwe opgaven staan. Dit zijn ook de momenten dat opvoedingsondersteuning van belang kan zijn.
In Tabel 3 treft u een overzicht van de normale opvoedproblemen per ontwikkelingsfase aan [320], dat sterke parallellen vertoont met het overzicht van ontwikkelingstaken van het kind en de opvoedtaken van ouders en andere opvoeders zoals die door de Onderwijsraad (2008)[218] zijn verwoord.
Tabel 3. Overzicht van leeftijdsfasen, veelvoorkomende ‘normale’ problemen en ernstigere problemen [317].
Globale leeftijd | ± 0-2 jaar | ± 2-4 jaar | ± 5-12 jaar | ± 12-19 jaar |
Belangrijke milieus | Gezin Opvang |
Gezin Opvang (Voor)school |
Gezin School Peergroup Verenigingen |
Gezin School Peergroup Internetgemeen- schappen Verenigingen Werkkring Diverse sociaal-culturele velden |
Ontwik- kelings- opgave | Fysiologische zelfregulatie Veilige hechting Exploratie Autonomie en individuatie | Representionale vaardigheden (o.a. taal) Constructieve omgang met leeftijdgenoten Internaliseren van eisen (w.o. zindelijkheid) Sekserol- identificatie | Decentratie schoolvaardig- heden IJver (‘industry’) Acceptatie door leeftijd- genoten |
Emotionele (en praktische) zelfstandigheid Omgaan met eigen en andere sekse Ontwikkeling van waarde- systeem: persoonlijke identiteit, school, beroep en samenleving |
Opvoedings- opgave |
Soepele verzorging Sensitieve en responsieve interactie bieden Beschikbaar- heid Ruimte en steun geven |
Sensitiviteit voor cognitief niveau Positieve en bevestigende omgang Omgaan met ambiguïteit kind Disciplinering Seksespecifieke benadering |
Gelegenheid geven voor omgang met leeftijdgenoten Schools onderricht Waardering voor schoolwerk Democratische en warme opvoedingsstijl |
Emotionele steun bieden Meer symmetrische relatie met kind aangaan |
‘Normaal’ probleem |
Voedings- problemen Slaap-problemen Scheidings- angst Angst voor vreemden, donkerte en geluiden |
Angst voor vreemden, donkerte en geluiden Koppigheid Driftbuien Agressie Ongehoorzaam- heid Druk gedrag/ overactiviteit Angst in samenhang met sekserol en identiteit Niet zindelijk |
Ruzies Concentratie- problemen Laag prestatie- niveau Schoolweigering Stelen of vandalisme als incident Ritualistisch gedrag | Gebruik psychoactieve stoffen (alcohol, drugs) Twijfels over identiteit en/of toekomst Problemen met uiterlijk Problemen met auroriteiten Incidenteel Spijbelen |
Voorbeelden van qua moment, duur of intensiteit ernstig probleem bij kind |
Eet-/ slaapproblemen Reactieve hechtings- stoornis Excessief huilen | Scheidingsangst Fobische/sociale angststoornis Stoornis in taal, spraak, motoriek Encopresis ADHD Gedragsstoornis beperkt tot gezin Oppositionele gedragsstoornis jonge kind |
Enuresis Stoornissen in schoolvaardig- heden Sociale terugtrekking Persistente schoolweigering Stoornissen in geslachts- identiteit Gedragsstoornis of vroege delinquentie Neurosen en somatoforme stoornissen |
Problemen door alcohol, drugs Stoornis in de identiteit in groepsverband Delinquentie Schooluitval |
In het verlengde van de vragen en problemen die ouders ventileren levert een analyse van de meest voorkomende vragen, risico’s en problemen in de opvoeding de top 6 van onderwerpen op [323]:
- Van opgroeien tussen twee culturen tot radicalisering.
- Van goed meekomen in het onderwijs naar onderwijsachterstand en schooluitval.
- Van pedagogische tik tot kindermishandeling.
- Van opvoedingsonzekerheid tot ondertoezichtstelling.
- Van enkelvoudig opvoedingsprobleem tot multiprobleem gezinssituatie.
- Van media als ontspanning en educatief middel tot oorzaak van uitlokkend en interactie verstorend probleemgedrag.
Wat dit laatste onderwerp betreft: mediaopvoeding is in de dagelijkse praktijk geen hot issue. Ouders stellen uit zichzelf vooralsnog weinig vragen over mediaopvoeding, omdat ten eerste sommige ouders sowieso een drempel ervaren om vragen te stellen en ten tweede ouders geneigd zijn pas vragen te gaan stellen wanneer de opvoedsituatie onder druk staat en zij echte nood ervaren [205]. Ook kan het zijn dat de ouders vanwege een laag opleidingsniveau of taalproblemen moeite hebben met het formuleren van vragen. Er lijkt wel een grote latente behoefte aan informatie te zijn. Onder ouders lijkt er sprake te zijn van onwetendheid en is meer bewustzijn nodig. Ook dit kan te maken hebben met een laag opleidingsniveau, waardoor de benodigde abstractie en zelfreflectie niet voldoende ontwikkeld zijn om doeltreffend met de professionals te kunnen communiceren.