4.1.1 Beslisschema bij opvoedingsondersteuning

JGZ-richtlijn Opvoedondersteuning

Opvoedondersteuning

Tabel 8. Beslisschema bij opvoedingsondersteuning (kaart 2). Het beslisschema Deze linkt opent in een nieuw tabblad is ook te downloaden via bestanden .
Het schema is te gebruiken bij de preventie, signalering en interventies inzake opvoedproblematiek voor de professionals in de JGZ.

 

* Voorbeelden van explorerende vragen
(ter ondersteuning, training in gespreksvoering is essentieel):

  • Waar gaat het over?
  • Wat, waar, wanneer, hoe?
  • Sinds wanneer spelen de vragen over opvoeden of de (lichte)opvoedingsproblemen?
  • Was er toen een aanleiding?
  • Wat zou anders een oorzaak kunnen zijn volgens de ouders?
  • Welke factoren zouden volgens de professional mede ten grondslag kunnen liggen aan het probleem? Denk hierbij aan: een medisch probleem, capaciteit of onzekerheid van ouders, factoren in het kind of de omgeving van het kind, etc.
  • Wat zijn gevolgen?
  • Maakt men zich zorgen (en waarover)?
  • Spelen er ook andere dingen met het kind of in het gezin (problemen/zorgelijke omstandigheden)?
  • Hoe pakken de ouders de situatie nu aan?
  • Zitten ze op één lijn?
  • Waar zijn ze wel/niet tevreden over?
  • Welke vragen hebben ze erover?
  • Wat zou anders moeten? Wat wil men bereiken?
  • Overwegen de ouders op dit moment een andere aanpak?
  • Wat hebben ze voor ogen? Hoe willen ze het gaan doen?
  • Wat zijn de verwachtingen van de ouders ten aanzien van hun kind en ten aanzien van de zorgverlener?
  • Waarmee kun je de ouders van dienst zijn (tips, informatie of ondersteuning)?
  • Of formuleer zelf ‘een aanbod’ en check dit bij de ouder.

Het doel is een goed beeld te krijgen van de situatie en de eventuele zorgbehoefte van de ouders. De professional stelt relevante vragen, luistert actief vanuit een open niet-oordelende houding.

 

** Uitgebreide anamnese: relevante items voor inschatting van basiszorg en veiligheid van het kind bij vermoeden van problematiek.

Indicatoren hiervoor zijn uitingen van problemen, duur en intensiteit, verstoorde balans tussen draagkracht en draaglast. 

Het probleem (de ernst ervan) en de zorgbehoefte worden vastgesteld op basis van taxatie van de volgende items:

  1. Vraag naar de bezorgdheid van de ouder(s) of de last die men ervaart, het ervaren probleem en de gevolgen ervan. Dit kan geïnventariseerd worden met behulp van een oudervragenlijst (SPARK, DMO-protocol, NOSIK, KIPPPI of bv. de vragenlijst ‘vroegsignalering psychosociale problematiek’ van de Stap voor Stap-methode). Bij meerdere problemen: wat is voor de ouder het grootste probleem op dit moment?
  2. Vraag naar de bezorgdheid van de JGZ, kinderopvang en/of school, en/of naar de last die men ervaart en/of het ervaren probleem en de gevolgen ervan.
  3. Ga het welbevinden van het kind/de jeugdige na vanuit gezondheid en ontwikkeling(perspectief). Kan geïnventariseerd worden met behulp van een oudervragenlijst (SPARK, DMO-protocol, NOSIK, KIPPPI of bv. de vragenlijst ‘vroegsignalering psychosociale problematiek’ van de Stap voor Stap-methode).
  4. Vraag naar de gezinssituatie: gezondheid en welbevinden van de andere kinderen. Vraag naar betrokken andere hulpverleners in het gezin.
  5. Competentie primaire opvoeder (aan de hand van de SPARK, het DMO-protocol, de NOSIK, KIPPPI of bv. de vragenlijst ‘vroegsignalering psychosociale problematiek’ van de Stap voor Stap-methode): 
    • Inzicht in de ontwikkeling.
    • Kennis over de opvoeding van kinderen.
    • Opvoedingsvaardigheden.
    • Opvoedingsattitude.
    • Zelfreflectie van de ouder op het eigen handelen en het effect ervan. 
    • Inzicht in de problematiek.
  6.    Rol van de partner c.q. andere opvoeder (m.b.t. verzorging/opvoeding/ondersteuning/ probleeminzicht).
  7. Stressvolle omstandigheden c.q. aanwezige risicofactoren in het gezin; balans draagkracht draaglast.
  8. Sociaal netwerk van het gezin (m.n. de bronnen van ‘eigen kracht’).
  9. Informatie van andere informanten (kinderopvang, school, zorgteams etc.)
  10. Relevante informatie uit de voorgeschiedenis/effect eerdere hulpverlening.
  11. 11. Motivatievanoudersopditmomentomdesituatieteveranderen,wanneerzijnzetevreden? 
  12. 12. Wat hebben ouders al geprobeerd, met welk effect?
    13. Welke hulp willen de ouders op dit moment het liefste hebben en van wie?
     

Samenvatting en conclusie. Check dit bij ouders.
Gezamenlijk vaststellen van het plan van aanpak.
Wat zijn de concrete afspraken tussen ouders en zorgverlener? Check dit ook bij ouders.

Bij bovenstaand schema passen vijf opmerkingen:

1. Besluitvorming over ondersteuning en hulp is in de praktijk van de JGZ een relatief onontgonnen terrein. Het proces van beoordelen en beslissen is geen gemakkelijke opgave [26]. Om goed te kunnen beoordelen en te beslissen is het nodig om gestructureerd en transparant te werken, gebaseerd op onderzoek en kennis over wat werkt en in dialoog met ouders en kinderen. De ouders zijn actief betrokken bij het besluitvormingsproces. Maar dan nog is dit complexe proces een lastige opgave.

2. De werkgroep wil expliciet benoemen dat de besluitvorming in het ontworpen schema zich richt op situaties waarin ouders vragen hebben over de opvoeding, zich (lichte) zorgen maken over hun kind en hoe zij met hem/haar omgaan of problemen ervaren met de opvoeding waarvan op dat moment nog niet duidelijk is of ze wel dan niet ernstig zijn. Met die vragen, zorgen of problemen melden zij zich op allerlei plaatsen, zoals eerder gezegd. En dat kan dus ook zijn bij een regulier contact met de JGZ- medewerker tijdens een screening, vaccinatie, spreekuur of huisbezoek. Soms stellen ouders vragen expliciet, maar het kan ook zijn dat ze verdekt signalen afgeven van de zorgen die ze zich maken. In hun advies aan de minister verwoorden de beroepsverenigingen (2011) deze context als volgt: ‘De ambitie voor het inrichten van het primaire proces in het CJG moet erop gericht zijn dat iedere stap voor de cliënt transparant is en aansluit bij de behoefte(n). Dit impliceert dat het CJG niet primair ingericht moet zijn op de ongeveer 5 % van de kinderen in Nederland die heeft te kampen met serieuze en langdurige opgroei- en opvoedproblemen, maar op de 95% waarbij het “versterken van de opvoeding” en het gezond opgroeien centraal staan’  [2].

3. Het besluitvormingsschema is niet gericht op diagnostiek. Als er een geconstateerd groot of complex probleem is, dan is inschakeling van diagnostische zorgverleners of gespecialiseerde zorg nodig (zie hoofdstuk 4).

4. Dit beslisschema gaat niet over ontwikkelingsproblemen van kinderen, ook al zijn we ons bewust dat ontwikkelingsopgaven van kinderen en opvoedingsopgaven van ouders vaak nauw samenhangen.

5. Ten slotte concludeert de werkgroep dat besluitvorming over passende ondersteuning en lichte hulp misschien wel de zwakste schakel is in het huidige werkproces van opvoedingsondersteuning. Wij bevelen aan dat – onder meer in programma’s van ZonMw – het onderzoek en de ontwikkeling van effectieve besluitvorming over de ondersteuning en hulp bij het opvoeden met volle kracht worden voortgezet.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback