Op welke wijze kan in de preventie en signalering van opvoedproblemen rekening worden gehouden met gewoonten van risicogroepen en hoe kunnen deze (risico)groepen het meest profiteren van opvoedingsondersteuning? Daarbij is onderscheid gemaakt in:
- Ouders met een niet-westerse achtergrond.
- Overige risicogroepen: ouders met een lage sociaal-economische status (SES), alleen- staande ouders en ouders van kinderen met lichamelijke en verstandelijke beperkingen.
Uit verschillend onderzoek blijkt dat enkele signaleringsinstrumenten die te gebruiken zijn in de JGZ als goed of veelbelovend zijn beoordeeld op grond van onderzoek, maar ook vanwege veelvuldig gebruik of vanwege beschikbaarheid van normering en/of validering. Hier wordt beschreven in hoeverre deze instrumenten bruikbaar zijn voor signalering bij specifieke risicogroepen. Instrumenten om risico’s en problemen op het gebied van de opvoeding van kinderen te signaleren die gebruikt worden binnen de jeugdgezondheidszorg voor zover het opvoedingsondersteuning betreft en worden toegepast binnen de opvoed- en opgroeihulp, worden hier eveneens beschreven. Het gaat om meetinstrumenten die gebruikt kunnen worden door jeugdverpleegkundigen, pedagogen en jeugdpsychologen, jeugdmaatschappelijk werkers, opvoedingsondersteuners en jeugdartsen.
Conclusies
Er zijn aanwijzingen dat in de preventie en signalering van opvoedproblemen weinig rekening wordt gehouden met gewoonten, scholingsachtergrond, basisvaardigheden, basiskennis, abstractievermogen en beheersing van het Nederlands van risicogroepen [165][131][146] en hoe deze (risico)groepen het meest kunnen profiteren van opvoedingsondersteuning aangezien er nog weinig onderzoek is gedaan naar de bruikbaarheid en toepasbaarheid van de signaleringsinstrumenten die in de JGZ worden gebruikt bij de bovengenoemde risicogroepen.
Bij twee instrumenten die te gebruiken zijn in de JGZ is of wordt specifiek onderzoek verricht naar de bruikbaarheid ervan bij niet-westerse allochtonen. Dat zijn de SDQ en het DMO- protocol van Samen Starten [309][290][51] (Janssens, 2011).
Het is de mening van de werkgroep dat voor diagnostiek vier instrumenten voor ouders en jeugdigen met een niet-westerse achtergrond door pedagogen en/of psychologen gebruikt kunnen worden (meestal buiten de JGZ). Dit zijn de Familie Relatie Test (FRT), het Screeningsinstrument Psychische Stoornissen (SPsy), Basis RaadsOnderzoek (BARO) en de Vragenlijst Gezinsfunctioneren (VGF).
Onderbouwing
Voor het antwoord op deze uitgangsvraag is onder andere gebruikgemaakt van de Overzichts- studie interventies voor migrantenjeugd: ontwikkelingsstimulering, preventie en vroeghulp [146], de Programmeringsstudie Jeugd van Klein Velderman, Hosman en Paulussen (2007)[165] en verschillende overzichtsstudies [131][337], de notitie ‘Gebruik vragenlijsten binnen de Jeugdgezondheidszorg’ van het RIVM (2010)[19] en literatuur die via de in hoofdstuk 1 beschreven search is verkregen.