In deze subsectie willen we de signaleringsinstrumenten op het gebied van opvoed- en opgroeiondersteuning inventariseren. Het gaat hier om instrumenten voor vroegsignalering en screening. We maken hierbij gebruik van eerder verschenen overzichtsstudies en de databank van het Nederlands Jeugdinstituut [131][140][337][165][305]. Signalering van mogelijke opvoedingsproblemen is een van de preventieve taken van de jeugdgezondheidszorg. Het gebruik van wetenschappelijk onderbouwde signaleringsinstrumenten is hierbij een belangrijk hulpmiddel [231]. Uit onderzoek is gebleken dat instrumenten de signalering van psychosociale problemen aanmerkelijk kunnen verbeteren [308]. Om die reden beveelt de JGZ-richtlijn Vroegsignalering van psychosociale problemen aan om methodieken en instrumenten te gebruiken waarvan de validiteit is aangetoond in plaats van enkel te vertrouwen op het klinische oordeel van individuele medewerkers [308].
Een instrument is een hulpmiddel waarmee een beroepskracht systematisch gegevens over de doelgroep verzamelt en ordent [140]. Instrumenten zoals vragenlijsten en protocollen kunnen een goed hulpmiddel zijn in de JGZ bij de oordeels- en besluitvorming als het gaat om het signaleren van opvoedingsproblemen. De verwachting is dat een beroepskracht beslissingen beter kan onderbouwen wanneer een instrument ingezet wordt bij de signalering van opvoedingsproblemen. Het is bekend dat instrumenten de beslissing van de professional kunnen ondersteunen, maar ze zijn niet zaligmakend. De dialoog met de ouder levert onmisbare informatie op. Een integrale blik op het gezin is van groot belang. Daarbij wordt gekeken naar zowel risico- als beschermende factoren. Op basis van de informatie van verschillende bronnen maakt de professional samen met de ouder een beslissing over het vervolg.
Het afnemen van gevalideerde en gestandaardiseerde instrumenten kost tijd. Maar of het meer tijd kost dan het niet gebruiken van deze instrumenten is nog de vraag. Ouders kunnen instrumenten vaak zelf al van tevoren invullen, bijvoorbeeld thuis of in de wachtruimte. De scores op het instrument kunnen vervolgens helpen bij het structureren van de gesprekken met ouders en de zekerheid geven dat er geen belangrijke vragen vergeten worden. Daarmee kan het gebruik van instrumenten juist een belangrijke tijdsbesparing opleveren [4]. Kooijman en Prinsen (2003)[337] onderscheiden binnen het signaleringsproces van zorgwekkende opvoedings- en ontwikkelingssituaties drie afzonderlijke fasen:
- het detecteren van zorgwekkende opvoedings- of ontwikkelingssituaties;
- de dialoog en communicatie met de ouders over deze zorgen (‘zorgen delen’);
- de analyse uitmondend in besluitvorming over te ondernemen actie.
In deze sectie ligt de nadruk op instrumenten die ingezet kunnen worden in de eerste fase van het signaleringsproces: die van de detectie. Daarnaast bevatten veel instrumenten ook aanwijzingen voor de tweede fase, hoe de gevonden zorgen of problemen met de ouders gedeeld moeten worden. Maar de focus van de instrumenten ligt bij het opsporen zelf en minder bij het communiceren.
Binnen die eerste fase van het signaleringsproces, het opsporen van opvoedingsproblemen, kunnen weer drie stappen onderscheiden worden die steeds specifieker worden. Binnen elke stap kunnen bepaalde instrumenten aangewezen worden. In de eerste stap, die van de universele vroegsignalering, gaat het om korte screeningslijsten die geschikt zijn om bij alle gezinnen af te nemen. In de tweede stap van signalering streeft de JGZ-professional naar een meer specifiek beeld van de psychosociale problemen bij de kinderen en/of de pedagogische of psychische problemen bij ouders. Hier kunnen meer selectieve instrumenten ingezet worden. Op indicatie kan vervolgens stap 3 volgen, waarin nadere (basis) diagnostiek plaatsvindt van de in de stappen 1 en 2 gesignaleerde (psychosociale) problemen bij kinderen en/of problemen bij de ouders. Hier komt ook de rol van de gedragswetenschapper in beeld. De instrumenten die Kooijman en Prinsen (2003)[337] met betrekking tot de derde stap aandragen ‘passen in feite niet meer in de context van de JGZ, maar worden gebruikt in de context van de jeugdzorg of ggz’. Deze groep van instrumenten zijn veelal omvangrijker en vragen meer tijd en deskundigheid bij de afname en het interpreteren van de uitkomsten. Deze vallen dan ook buiten het bestek van deze richtlijn. In tabel 4 hebben we een overzicht van de bruikbare instrumenten opgesteld voor het signaleren van opvoedproblemen, waarbij de nadruk ligt op de universele screening en de selectieve instrumenten die
door JGZ-medewerkers ingezet kunnen worden (stap 1 en 2).
Tabel 4. Overzicht van instrumenten (** = gevalideerd; * = getoetst in Nederlands onderzoek, niet aanbevolen; + = in lopend validatieonderzoek; – = niet opgenomen in validatieonderzoek).
Instrument | Doel | Doelgroep (informant) | Professional |
Categorie: instrumenten voor universele screening van opvoedingsproblemen |
|||
SPARK (voorheen VOBO-Z) + | Vroegsignalering van manifeste problemen in psychosociale ontwikkeling en in de opvoeding bij jonge kinderen. | 18 mnd. (ouders) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
DMO-protocol van Samen Starten + | Vroegsignalering van problemen in psychosociale ontwikkeling en opvoeding bij jonge kinderen. |
0-18 mnd. (ouders) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
Categorie: instrumenten voor selectieve signalering opvoedingsproblemen |
|||
Verkorte vorm van de Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSIK) + | Korte vragenlijst (25 items) waarmee algemene ouderlijke stress gemeten kan worden. |
Ouders van kinderen van 2-14 jaar (ouders) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
Child Abuse Risk Evaluation- Nederland (CARE-NL) * | Schat het risico op kindermishandeling in. | 0-18 jaar (beroepskracht) |
Jeugdarts of jeugdverpleegkundige Jeugdhulpverlener Maatschappelijk werker Ontwikkelings- psycholoog Orthopedagoog |
Lijst Hellinckx * | Brengt risico’s van fysieke kinder- mishandeling in gezinnen in kaart. Bevat 32 items met 3 subschalen: verstoorde ouder-kindrelatie; verstoorde communicatie tussen ouder en jeugdverpleegkundige; psychologische problemen van de ouder. |
Ouders van kinderen van 0-3 jaar | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
Categorie: instrumenten voor universele screening van psychosociale problemen |
|||
Ages and Stages Questionnaires: Social- Emotional (ASQ :SE) + | Screent psychosociale problematiek en vaardigheden. | 3 mnd.-5 jaar (ouders) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
Strenghts and Difficulties Questionnaire (SDQ) ** voor < 7 jaar ** voor 7-12 jaar ** voor 13 jaar |
Screent psychosociale problematiek en vaardigheden. | 3-16 jaar (ouders, leerkrachten, jongeren) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
Brief Infant Toddler Social and Emotional Assessment (BITSEA) ** voor 2 jaar | Screent psychosociale problematiek en vaardigheden. | 1-3 jaar (ouders) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
Kort Instrument voor de Psychologische en Pedagogische Probleem Inventarisatie (KIPPPI) + | Screent psychosociale problematiek bij jonge kinderen en psychologische en pedagogische problemen bij de ouders. | Gezinnen met jonge kinderen van 0-5 jaar (ouders, professional) |
Jeugdarts of jeugdverpleegkundige Groepsleiding kinderopvang Leerkracht |
SPARK (voorheen VOBO-Z) ** | Vroegsignalering van manifeste problemen in psychosociale ontwikkeling en in de opvoeding bij jonge kinderen. | 18 mnd. (ouders) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
DMO-protocol van Samen Starten + | Vroegsignalering van problemen in psychosociale ontwikkeling en opvoeding bij jonge kinderen. |
0- 18 mnd. (ouders) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
Developmental and Well-Being Asssessment (DAWBA) * | Meet veelvoorkomende emotionele, gedrags- en hyperactiviteits- stoornissen | 5-17 jaar (ouders, jongere, leerkracht) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige Jeugdhulpverlener Maatsch. werker |
Korte Indicatieve Vragenlijst voor Psychosociale problematiek bij Adolescenten (KIVPA) ** |
Signaleert vroegtijdig psychosociale problemen. | 13-18 jaar (jongere) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
Categorie: instrumenten voor selectieve signalering psychosociale problemen |
|||
Vragenlijst Voorlopers ADHD (VVA) * | Spoort kleuters op met een verhoogde kans op het ontwikkelen van ADHD. | 5-6 jaar (ouders) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige Ontwikkelings- psycholoog Orthopedagoog |
Amsterdamse Schaal voor Opstandigheid (ASO) * | Geeft inzicht in de mate waarin een kind geneigd is tot opstandigheid. | 9-12 jaar (ouders) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige Jeugdhulpverlener Maatsch. werker Groepsleiding kinderopvang Leerkracht |
Social Phobia and Anxiety Inventory for Children (SPAI-C) * | Stelt vast in welke mate jeugdigen sociale angsten ervaren. | 8-14 jaar (jeugdige) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige Groepsleiding kinderopvang Leerkracht Ontwikkelings- psycholoog Orthopedagoog |
AUTI-R–schaal, checklist autisme voor jonge kinderen * | Onderscheidt autistische kinderen van niet- autistische kinderen. | 1-12 jaar (professional) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige Ontwikkelings- psycholoog Orthopedagoog |
Toddlers (CHAT) ** | Stelt een vermoeden van een autistische stoornis bij jonge kinderen vast. | vanaf 18 mnd. (ouders, professional) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
Categorie: instrumenten voor universele screening psychomotorische ontwikkeling |
|||
Van Wiechen Onderzoek (VWO) + | Vroegtijdig opsporen van ontwikkelings- stoornissen. | 0-4 jaar (ouders) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
Baecke-Fassaert Motoriektest (BFMT) – | Beoordelen van de motorische ontwikke- ling van kleuters. | 4-6 jaar (kind) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
Categorie:instrumenten voor selectieve screening taalontwikkeling |
|||
Stroomschema en vragenlijst verwijzing voorschool – | Systematisch bepalen welke kinderen baat hebben bij toeleiding naar voorschool. | 1,5-4 jaar (kind) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |
VTO Taal 2-jarigen * | Brengt taalontwikke- lingsproblemen bij peuters in beeld. | 2-3 jaar (ouders) | Jeugdarts of jeugdverpleegkundige |