6.2 Juridische kaders voor uitwisseling informatie

JGZ-richtlijn Opvoedondersteuning

Opvoedondersteuning

Gegevensuitwisseling

Het blijkt dat professionals moeite hebben om te beoordelen welke gegevens wel of niet mogen worden uitgewisseld met collega’s en professionals uit andere sectoren. Onbekendheid met de mogelijkheden en ruimte binnen de privacyregelingen staat een effectieve ketensamenwerking in de weg [148]

In juni 2011 heeft het ministerie van VWS het privacyinstrument ‘Samenwerking in de jeugdketen’ gelanceerd. Ook zijn er filmclips over privacy en gegevensuitwisseling op verwijsindex.tv te vinden. Het instrument en verwijsindex.tv helpen professionals af te wegen of het in het belang van de ouders/ het kind is gegevens uit te wisselen en samen te werken met andere professionals. Ze geven inzicht in wat kan en mag binnen de privacyregelgeving als het gaat om informatie-uitwisseling in de jeugdketen. 

Het doel is onduidelijkheid weg te nemen zodat onnodige terughoudendheid rond het uitwisselen van informatie wordt vermeden. Het instrument is een aanvulling op documenten en instrumenten die een handreiking bieden bij de afweging rondom privacyaspecten, zoals bijvoorbeeld de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling [192]. Hieronder wordt ingegaan op het beroepsgeheim in de jeugdgezondheidszorg en het zogenaamde conflict van plichten [194].

Beroepsgeheim medische zorgverleners in de JGZ

Het beroepsgeheim van de medische hulpverlener betekent dat hij zonder toestemming van zijn cliënt geen informatie over hem mag verstrekken aan anderen. In de wet is vastgelegd welke personen mogen delen in het beroepsgeheim. Het gaat om medebehandelaars en om ouders van jeugdigen tot zestien jaar. 

Medebehandelaars zijn andere medische hulpverleners die rechtstreeks bij de medische behandeling betrokken zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vervanger van de jeugdarts of de jeugdverpleegkundige die bij de behandeling betrokken is, de specialist waarnaar wordt doorverwezen of de leden van een multidisciplinair team. Toestemming van de cliënt wordt verondersteld, tenzij de cliënt duidelijk heeft aangegeven dat hij niet wenst dat een andere behandelaar van de gegevens kennisneemt. De medische hulpverlener geeft alleen die informatie door die noodzakelijk is voor de behandeling.

Is de jeugdige twaalf tot zestien jaar oud, dan geeft de medische hulpverlener geen informatie aan de ouders als de jeugdige uitdrukkelijk aangeeft dat hij niet wil dat zijn ouders worden geïnformeerd. Bij een jeugdige vanaf zestien jaar delen de ouders niet meer in het beroepsgeheim, alleen met toestemming van de jeugdige mag de professional informatie verstrekken.

Conflict van plichten

In noodgevallen kan de (medische) hulpverlener de plicht om te zwijgen doorbreken, omdat hij op dat moment alleen door te spreken (levens)gevaar voor de cliënt kan tegengaan. De medische hulpverlener doet dan een beroep op overmacht. Aan een beroep op overmacht worden nogal wat eisen gesteld. Het moet echt gaan om een uitzonderlijke situatie waardoor de werker in gewetensnood komt. ‘Van overmacht lig je ’s nachts wakker!’ Of het echt om een overmachtssituatie gaat, kan de werker vaststellen aan de hand van de volgende vijf vragen:

  1. Welk gerechtvaardigd doel wil ik bereiken met het geven van informatie?
  2. Kan dit doel ook worden bereikt zonder dat ik die informatie aan een ander verstrek?
  3. Is het mogelijk en verantwoord om toestemming van mijn cliënt te vragen voor de gegevens-
  4. verstrekking en, zo ja, heb ik alles gedaan om die toestemming te verkrijgen?
  5. Is het ernstige nadeel dat ik voor mijn cliënt wil afweren zo zwaar dat dit opweegt tegen
  6. het belang dat de cliënt heeft bij geheimhouding?
  7. Als ik besluit om te spreken, welke informatie heeft de professional waaraan ik informatie verstrek echt nodig om het ernstige nadeel voor de cliënt af te wenden?

 

Een beroep op overmacht is in principe gericht op de belangen van de cliënt. Gaat het om de belangen van een ander dan de cliënt, dan is een beroep op overmacht mogelijk als een goede gezondheid of ontwikkeling of de veiligheid van een jeugdige in het geding is. Vanwege de afhankelijke positie waarin jeugdigen zich veelal bevinden, zal een professional die de belangen van de jeugdige behartigt over het algemeen eerder een beroep op overmacht moeten doen dan een beroepskracht die werkt met volwassen cliënten. Het internationale Verdrag inzake de rechten van het kind, waarbij ook ons land zich heeft aangesloten, verplicht eenieder om de belangen van jeugdigen zeer zwaar te laten wegen. 

Een professional die overweegt een beroep te doen op overmacht, moet dit eerst goed doorspreken met een leidinggevende. De werker houdt echter, ook na dit overleg, zijn eigen professionele verantwoordelijkheid. Hij beslist dus uiteindelijk zelf of hij in het belang van de cliënt zijn geheimhoudingsplicht doorbreekt. Vooral in geval van twijfel is het zinvol om eerst te overleggen met een deskundige van de eigen beroepsorganisatie [194][231].

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Op 1 januari 2011 is de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in werking getreden. De wet stelt gebruik van een meldcode verplicht voor professionals bij (mogelijke) signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. De wet geldt na invoering voor ruim 1 miljoen professionals in de gezondheidszorg, jeugdzorg, het welzijn, onderwijs en justitie. Het ministerie voor Jeugd en Gezin en de ministeries van VWS, OCW en Justitie hebben een basismodel voor de meldcode opgesteld. De meldcode bestaat uit een stappenplan waarin staat wat een professional moet doen bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling (www.nji.nl Deze linkt opent in een nieuw tabblad).

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback