3.4.7 Effectiviteit van interventies voor opvoedingsondersteuning in Nederland

JGZ-richtlijn Opvoedondersteuning

Opvoedondersteuning

Interventies kunnen worden ingezet om (risico’s op) opvoedingsproblemen op te lossen of te reduceren. Interventies behoren tot het maatwerkdeel van het Basistakenpakket JGZ met uitzondering van voorlichting, advies, instructie en (kortdurende) begeleiding. Interventies worden niet uniform aangeboden aan alle kinderen in Nederland. Het aanbod van de interventies is afhankelijk van de lokale situatie. Iedere gemeente moet dit zorgaanbod immers afstemmen op de zorgbehoeften van de groepen kinderen en op de gezondheidssituatie van de jeugd in de eigen gemeentelijke regio [194].

Het Nederlands Jeugdinstituut heeft een databank opgezet waarin effectieve jeugdinterventies worden beschreven die in Nederland ingezet kunnen worden (www.nji.nl/interventies Deze linkt opent in een nieuw tabblad). Het gaat hierbij om een brede groep van jeugdinterventies die ingezet kunnen worden binnen de jeugdgezondheidszorg (preventie en gezondheidsbevordering) en binnen de jeugdzorg, onderwijsgerelateerde interventies en interventies ten behoeve van het jeugdwelzijn. 

Een interventie komt in aanmerking voor opname in de databank als de interventie in theorie effectief is, dat wil zeggen: de interventie is goed beschreven en de interventie is theoretisch goed onderbouwd. Een onafhankelijke commissie doet op basis van Nederlands onderzoek een uitspraak over de effectiviteit van een interventie en publiceert dit op de website van het Nederlands Jeugdinstituut. Hierbij wordt een driedeling gehanteerd die loopt van niveau 1 ‘theoretisch goed onderbouwd’ (voorheen ‘veelbelovend’) naar niveau 2 ‘waarschijnlijk effectief’ tot niveau 3 ‘bewezen effectief’. Hieronder wordt in tabel 6 de omschrijving van de effectladder van de databank weergegeven. 

Op basis van de Databank Effectieve Jeugdinterventies hebben we een actueel overzicht samengesteld van de programma’s en interventies voor opvoedingsondersteuning die momenteel uitgevoerd worden binnen de jeugdgezondheidszorg. Het kan ook zijn dat de jeugdgezondheidszorg de toeleiding naar deze programma’s verzorgt. De interventies en programma’s worden ingezet op verschillende niveaus binnen de jeugdgezondheidszorg: het universele basisaanbod voor iedereen, selectieve programma’s voor groepen met risicofactoren en ten slotte ook het aanbod voor ouders en kinderen op indicatie. Bij die laatste groep interventies en programma’s hebben we als selectiecriterium gehanteerd dat het aanbod via de JGZ ingezet wordt. 
Programma’s en interventies die uitsluitend in de jeugdzorg of justitiële instellingen worden ingezet, hebben we achterwege gelaten. Ook onderwijsgerelateerde programma’s die gericht zijn op cognitieve ontwikkelingsstimulering, waarbij ouders niet direct betrokken worden, hebben we in dit overzicht achterwege gelaten.

Tabel 6. Omschrijving van de effectladder zoals gebruikt in de Databank Effectieve Jeugdinterventies (www.nji.nl/interventies Deze linkt opent in een nieuw tabblad)

Niveau I: theoretisch goed onderbouwd

Criteria voor onderbouwing

  • Er is een analyse van het probleem waarvan gegevens over – onder andere – aard, ernst, omvang en spreiding deel uitmaken en waarin de factoren zijn meegenomen die met het probleem samenhangen.
  • Er is een theoretische onderbouwing waarin het probleem, de doelgroep, het doel en de aanpak (de werkzame factoren) in een samenhangend betoog zijn vervat.
  • Doelgroep, doelen en werkwijze sluiten bij elkaar aan.
  • Criteria voor degelijkheid van de methodiek
  • De doelgroep is gedetailleerd in kaart gebracht, inclusief kenmerken als cultuur, probleembeleving, motivatie, mogelijkheden en bereikbaarheid.
  • Er zijn gegevens over indicatie en contra-indicatie.
  • Er zijn expliciete doelen geformuleerd, zo nodig onderscheiden in voorwaardelijke doelen en einddoelen.
  • De werkwijze is zo volledig mogelijk beschreven op het niveau van concrete activiteiten.
  • Volgorde, frequentie, intensiteit, duur en timing van contacten en activiteiten zijn gegeven.
  • De benodigde materialen en hun verkrijgbaarheid zijn duidelijk beschreven.
  • De ontwikkelaar, eigenaar of uitvoerende organisatie wordt genoemd.
  • Criteria voor toepasbaarheid in de praktijk
  • De interventie is overdraagbaar (zoals blijkt uit, bijvoorbeeld, materialen voor overdracht).
  • De uitvoerende organisatie heeft een HKZ-registratie. (Dit criterium gaat pas in een later stadium gelden, omdat veel organisaties nog druk doende zijn om de HKZ-registratie te behalen.)

 

Niveau II: waarschijnlijk effectief

  • Er zijn onderzoeken die voorlopige aanwijzingen geven voor effectiviteit.
  • Het onderzoek heeft ten minste een matige bewijskracht.
  • Wanneer er verschillende onderzoeken zijn die uiteenlopende effecten van de interventie laten zien, dan weegt de commissie de gecombineerde resultaten.

 

Niveau III: bewezen effectief

  • Er zijn onderzoeken die voorlopige aanwijzingen geven voor effectiviteit.
  • Het onderzoek heeft ten minste een sterke bewijskracht.
  • Wanneer er verschillende onderzoeken zijn die uiteenlopende effecten van de interventie laten zien, dan weegt de commissie de gecombineerde resultaten.

In de volgende paragrafen beschrijven we de verschillende interventies, gerangschikt naar het niveau van effectiviteit. Hierbij moet opgemerkt worden dat in maart 2009 de criteria voor niveau 2 (waarschijnlijk effectief) en 3 (bewezen effectief) opnieuw geformuleerd zijn. Dit maakt een herbeoordeling noodzakelijk van alle interventies die reeds in de databank zijn opgenomen en dus minstens aan niveau 1 (theoretisch goed onderbouwd) voldoen. Zolang deze hernieuwde beoordelingen nog niet gedaan zijn, hebben alle interventies het predicaat ‘theoretisch goed onderbouwd’ gekregen. Veel interventies die in eerdere instantie als ‘effectief’ of ‘deels effectief’ zijn beoordeeld, hebben om deze reden nu het predicaat ‘theoretisch goed onderbouwd’.

Naast een rangschikking naar het niveau van kwaliteit, hebben we de interventies (voor zover dat mogelijk was) ook ingedeeld naar doel(groep). Het totale aanbod aan interventies en programma’s dat er is voor opvoedingsondersteuning, preventie, gezondheidsbevordering en jeugdwelzijn hebben we gerangschikt naar de volgende vier categorieën:

  1. Universele interventies of programma’s bestemd voor iedereen.
  2. Selectieve (of geïndiceerde) interventies of programma’s op basis van problemen bij het kind zelf.
  3. Selectieve interventies of programma’s op basis van problemen bij de ouders of het gezin.
  4. Selectieve interventies gericht op ontwikkelingsstimulering en vve waarbij ouders actief ingezet worden.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback