3.4.9 Waarschijnlijk effectieve interventies in Nederland

JGZ-richtlijn Opvoedondersteuning

Opvoedondersteuning

Een interventie is waarschijnlijk effectief als uit onderzoek met beperkte bewijskracht blijkt dat bepaalde doelen er in de praktijk beter mee worden bereikt dan met andere interventies of met niets doen. Twee interventies worden momenteel binnen de JGZ aangeboden die als ‘waarschijnlijk’ effectief te boek staan: De Ouder-Baby-interventie [90] en de DroogBedTraining.

Ouder-Baby-interventie

De Ouder-Baby-interventie is een geïndiceerde, preventieve interventie, gericht op depressieve moeders met een jong kind (tot en met 12 maanden). Doel van de Ouder-Baby-interventie is het stapsgewijs verbeteren van de kwaliteit van de interactie tussen depressieve moeders en hun baby. Gemiddeld beslaat de interventie 8 tot 10 huisbezoeken van 1 à 11⁄2 uur. Het aantal bezoeken en de gebruikte methodieken kunnen variëren, afgestemd op de mogelijkheden en behoeften van moeder en kind. Het gebruik van technieken uit de video- hometraining is de basismethode van de interventie. Naast video-interactiebegeleiding wordt gebruikgemaakt van cognitieve herstructurering: depressieve moeders denken vaak negatief over zichzelf als moeder maar ook over hun kind. Er wordt uitgelegd dat deze gedachten de depressieve gevoelens in stand houden en soms zelfs versterken. Met behulp van technieken uit de cognitieve therapie wordt geprobeerd de negatieve gedachten te herstructureren en om te zetten in een meer positieve manier van denken. Verder geeft de preventiewerker praktische opvoedingsondersteuning middels adviezen hoe om te gaan met baby’ die veel huilen en slaap- of eetproblemen hebben en wordt babymassage ingezet. Drie maanden na de huisbezoeken wordt de interventie in de regel afgesloten.

Er is inmiddels een RCT in Nederland uitgevoerd naar de Ouder-Baby-interventie [88] met een meting vóór de interventie, een meting binnen twee weken na de interventie en een meting een half jaar na de interventie.

Alle drie de metingen vonden in de thuissituatie plaats. Onderzocht is of de Ouder-Baby- interventie bij depressieve moeders en baby’s tot en met 12 maanden een positief effect heeft op de moeder-kindinteractie, de mate van gehechtheid en het sociaal-emotioneel functioneren van het kind. In de groep moeders (n = 35) verbeterde de sensitiviteit, betrokkenheid en responsiviteit. De baby’s waren veilig gehecht en sociaal-emotioneel competenter, met de aantekening dat deze twee factoren niet betrouwbaar gemeten kunnen worden voor het eerste jaar. De interventie heeft niet bijgedragen tot het verminderen van de depressie van de moeders en evenmin tot een verandering in de regulatie van het kind (slaap- en eetproblemen) en internaliserend en externaliserend gedrag.

DroogBedTraining

De DroogBedTraining is een methode voor kinderen vanaf 7 jaar die nog steeds ’s nachts in bed plassen. De jeugdverpleegkundige leert ouders en kinderen de training thuis toe te passen. Het doel van de training is dat kinderen leren ’s nachts op te wc te plassen. De behandeling is tijdens één nacht behoorlijk intensief, zowel voor de ouders als voor het kind. In de daarop volgende weken kan de tijdsinvestering soms ook een uur per dag zijn. Vanwege het snelle resultaat duurt de behandeling relatief kort. 

De DroogBedTraining bestaat uit 3 stappen.

  •  Stap 1: intensieve training gedurende 1 nacht: het kind om het uur wakker maken, zelfstandig naar de wc laten gaan en blaastraining toepassen (stimuleren de plas op de houden om de blaascapaciteit te vergroten). 
  • Stap 2: vervolgtraining, onder andere bestaande uit wekkertherapie, positieve en verschoningsoefeningen; deze training begint de 2e nacht en duurt tot het kind 14 dagen achter elkaar droog is. 
  • Stap 3: wanneer het kind droog is, krijgt het instructie met betrekking tot wat gedaan moet worden bij ongelukjes. 

 

Bij de methode wordt gebruikgemaakt van:

  • Een wekapparaat: dit waarschuwt door middel van een bel als het kind begint te plassen.
  • Positieve oefeningen om de gewoonte van ‘uit bed gaan en naar de wc gaan’ te leren.
  • ‘Motivators’: beloningen die gegeven worden als het kind gewenst gedrag vertoont.
  • Verschoningsoefeningen: het kind merkt hierdoor zelf dat bedden verschonen vervelend is.

 

In een studie van HiraSing en Reus (1991)[136] en hun vervolgstudie (1994) bleken 31 van de 36 kinderen droog, de helft binnen een maand en 81% binnen 2 maanden. Een gedeelte vertoonde nog wel een ongelukje of had een terugval, maar na 6 maanden was 75% droog. Op de langere termijn (4 tot 6 jaar na de training) was 83% droog en de rest had een sterke vermindering in het bedplassen. 
HiraSing en Bolk-Bennink (1996) [135] vonden bij een iets grotere onderzoeksgroep (91) kinderen ongeveer hetzelfde succespercentage (80%) na gemiddeld 7 weken, waarbij opviel dat meisjes sneller reageerden dan jongens (meer dan 2 weken gemiddeld verschil). 23% had een terugval, maar de helft daarvan was na 6 maanden ook droog. Bij dezelfde onderzoeksgroep zijn met de CBCL ook de gedrags- en emotionele problemen onderzocht [137]. De kinderen hadden bij het begin van de DroogBedTraining significant meer gedragsproblemen dan de normgroep, maar na 6 maanden was dat beduidend afgenomen. 
De training is in een internationaal review beoordeeld: Glazener, Evans en Petro (2004)[107] concluderen dat de training met wekalarm beter was dan geen behandeling, maar ze vonden onvoldoende bewijs van de effectiviteit van de interventies zonder alarm. DroogBedTraining kan wel het effect van een plaswekker verhogen.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback