Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
- directe communicatie (face to face) en communicatie op afstand;
2. individuele communicatie (één ouder – één zorgprofessional) en groepscommunicatie.
Directe communicatie
In de directe communicatie wordt ervan uitgegaan dat de ouder bekend is bij de professional. In de JGZ is face-to-face communicatie de meestgebruikte manier om met ouders te communiceren [93][292][312][76]. Deze vindt plaats tijdens consulten, periodieke gezondheidsonderzoeken, spreekuren en bij de ouders thuis.
Groepscommunicatie
Groepscommunicatie kan plaatsvinden met betrekking tot universele opvoedingsondersteuning, maar ook met bepaalde risicogroepen [59][252]. Binnen de JGZ gebeurt dit onder andere tijdens themabijeenkomsten, cursussen en groepsconsultatiebureaus. Uit internationale literatuur blijkt dat groepscommunicatie in het buitenland vaker wordt gebruikt dan individuele communicatie. In de Nederlandse jeugdgezondheidszorg is dat andersom, zoals mag blijken uit het Basistakenpakket JGZ en de JGZ-richtlijn Contactmomenten. De focus is bijna altijd gericht op de moeder [263]. Communicatie met vaders is minder genoemd.
Communicatie op afstand
Communicatie op afstand heeft als kenmerk dat de ouder niet bekend is bij de professional. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van internet middels websites en de toepassing van e-hulp of het gebruik van meer traditionele media, zoals radio en tv [269].
Effectieve werkvormen
Uit onderzoek naar de effectiviteit van verpleegkundige voorlichting, advies, instructie en begeleiding in de JGZ 0-4 blijkt dat voorlichting effectiever is als een combinatie van werkvormen wordt toegepast [168][76].
Voorbeelden van die werkvormen zijn:
- (Inloop)spreekuur.
- Consulten of groepsconsulten.
- Periodiek gezondheidsonderzoek.
- Huisbezoek (‘zorg op maat’).
- Telefonisch contact.
- Ouderbijeenkomsten (thema-avond of cursus).
- Schriftelijke informatie.
- Digitale voorlichting via websites.