6.3 Wettelijke kaders

JGZ richtlijn Opvoedondersteuning (2013)

Opvoedondersteuning

In deze subsectie worden de huidige wettelijke kaders in Nederland beschreven.
Hieronder worden in het kort de belangrijkste wetten vermeld die van belang zijn in de zorg voor kinderen en jeugdigen, dus ook geldend voor JGZ-professionals [193]. De volledige wetteksten zijn terug te vinden op: www./wetten.overheid.nl Deze linkt opent in een nieuw tabblad.

Met het oog op de komende transitie van de jeugdzorg en de bijbehorende verandering in wet- en regelgeving past hier de opmerking dat de hieronder beschreven kaders aan voortdurende verandering onderhevig zijn en bij lezing achterhaald kunnen blijken te zijn.

Wet publieke gezondheid (Wpg)

De activiteiten van de jeugdgezondheidszorg zijn vastgelegd in de Wet publieke gezondheid en het bijbehorende Besluit jeugdgezondheidszorg. Deze wet heeft in 2009 de Wcpv (Wet collectieve preventie volksgezondheid), de Infectieziektenwet en de Quarantainewet vervangen. 

De kerntaken zijn in het ‘Basistakenpakket jeugdgezondheidszorg 0–19 jaar’ uitgewerkt in productgroepen, producten en activiteiten (uniform deel en maatwerkdeel). Daar maken advies, instructie, voorlichting en begeleiding bij de opvoeding deel van uit. 

Een nieuw onderdeel in de Wpg is de verplichte digitalisering van de patiëntendossiers bij de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Het betreft een digitaliseringsplicht die als kwaliteitbevorderende maatregel wordt ingevoerd. Er is hier geen sprake van een elektronisch kinddossier waar ook anderen dan werkers in de JGZ toegang toe hebben.

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Gemeenten zijn door de Wmo verantwoordelijk voor maatschappelijke ondersteuning, dat wil zeggen voor activiteiten die het mensen mogelijk maken om mee te doen in de samenleving. Dat geldt voor gezonde mensen en voor mensen met een beperking. Beperkingen kunnen zijn: ouderdom of een handicap, een chronisch psychisch probleem, een psychosociaal probleem, maar bijvoorbeeld ook opvoedproblemen. Verder vallen ook de maatschappelijke opvang, het verslavingsbeleid, het vrijwilligerswerk en de bestrijding van huiselijk geweld onder de Wmo. 

Vooral het prestatieveld ‘Preventieve ondersteuning jeugd’ is bij de zorg voor de jeugd van belang. Het heeft betrekking op jeugdigen – en in voorkomende gevallen hun ouders – bij wie sprake is van een verhoogd risico op een ontwikkelingsachterstand of uitval zoals schooluitval of criminaliteit, maar voor wie zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg niet nodig is dan wel voorkomen kan worden.

Wet op de jeugdzorg

De Wet op de jeugdzorg heeft twee doelen: betere zorg voor jeugdigen en hun ouders én het versterken van hun positie. In een eenvoudiger georganiseerd stelsel voor de jeugdzorg staat de cliënt centraal. Dit uitgangspunt ligt vast in de volgende vijf beleidsdoelstellingen: 1) de vraag van de cliënt centraal; 2) recht op jeugdzorg; 3) één centrale, herkenbare toegang tot jeugdzorg; 4) integratie van Advies- en Meldpunten Kindermishandeling, de (gezins) voogdij en de jeugdreclassering in het Bureau Jeugdzorg; 5) introductie van gezinscoaching. 

De Wet op de jeugdzorg dateert van 1 januari 2005 en regelt dat Bureau Jeugdzorg voor jongeren tot en met 17 jaar met mogelijke problemen een indicatie afgeeft voor jeugdzorg. Samen met jeugdigen en ouders wordt het probleem omschreven en bepaald welke zorg nodig is. Na het opstellen van het indicatiebesluit helpt het Bureau Jeugdzorg de cliënt met het vinden van de juiste zorg. Direct verwijzen, zonder indicatiebesluit, naar een zorgaanbieder is dus niet mogelijk. Er is één uitzondering. Een jeugdarts mag rechtstreeks doorverwijzen naar de jeugd-ggz wanneer hij een redelijk vermoeden heeft van een ernstige psychische stoornis bij de jeugdige. Deze uitzondering staat beschreven in het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg. 

Eind 2010 is er een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de jeugd- zorg opgesteld in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen. In 2015 komt een nieuwe jeugdwet in werking.

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG)

De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) bevat regels voor zorgverlening door professionals in de gezondheidszorg. De wet richt zich op de kwaliteit van de beroepsuitoefening om zo de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door zorgverleners. De Wet BIG stelt openbare registers in voor apothekers, artsen, fysiotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, tandartsen, verloskundigen en verpleegkundigen. Deze registers zijn ondergebracht in het BIG-register. Het BIG-register wordt beheerd door het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG). Een ander belangrijk onderdeel van de Wet BIG vormt de bevoegdheidsregeling voorbehouden handelingen. Deze regeling geeft aan onder welke voorwaarden en door welke zorgverleners voorbehouden handelingen (zoals operaties, injecties) mogen worden uitgevoerd. De Wet BIG regelt ook het tuchtrecht voor de gezondheidszorg.

Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)

De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geeft regels voor een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens. Sinds 1 september 2001 is de Wbp van kracht. De wet geeft aan wat de rechten zijn van de persoon wiens gegevens worden gebruikt en wat de plichten zijn van de instanties of bedrijven die deze gegevens gebruiken. Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) controleert of bedrijven en instanties zich aan de Wbp houden.

Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO)

Deze wet regelt de relatie tussen patiënt en hulpverlener. Wanneer een patiënt de hulp van een zorgverlener inroept, ontstaat een geneeskundige behandelingsovereenkomst tussen hen beiden. De patiënt is opdrachtgever tot zorg. Zorg wordt gedefinieerd als: onderzoek, het geven van raad en handelingen op het gebied van de geneeskunst, die het doel hebben iemand van een ziekte te genezen, ziekte te voorkomen, de gezondheidstoestand te beoordelen of het verlenen van verloskundige bijstand. In de wet zijn de rechten en de plichten van de patiënt en de zorgverlener vastgelegd, evenals de bewaartermijnen van medische dossiers.

Kwaliteitswet zorginstellingen

De Kwaliteitswet zorginstellingen (1 april 1996; wijziging november 2005) stelt globale eisen aan de zorg in plaats van vele en gedetailleerde normen. De eigen verantwoordelijkheid van de zorginstelling voor kwalitatief goede zorg is het uitgangspunt. De individuele zorginstelling (of koepelorganisatie) moet de algemene eisen die de wet stelt zelf verder uitwerken en invullen. De Kwaliteitswet is van toepassing op álle instellingen (ziekenhuizen, RIAGG’s, privéklinieken, enzovoort) in de zorgsector, dus ook op de JGZ.

Wet passend onderwijs

In 2011 is de Wet passend onderwijs van kracht geworden. Deze wet is gericht op vernieuwing van de speciale leerlingenzorg in het primair en voortgezet onderwijs. De overheid wil hiermee bereiken dat er een integrale aanpak ontstaat waarbij meer samenhang is tussen de voorzieningen. De behoefte van het kind staat centraal. Schoolbesturen zijn er straks verantwoordelijk voor dat elke (zorg)leerling een passend onderwijsaanbod krijgt dat past bij de mogelijkheden en beperkingen van zowel de desbetreffende leerling als de school.

Concept nieuwe Jeugdwet

Er ligt een concept van de nieuwe Jeugdwet. Naar alle waarschijnlijkheid wordt deze wet definitief; het is van belang dat professionals deze ontwikkelingen volgen. De Jeugdwet vervangt niet alleen de huidige ‘Wet op de jeugdzorg’, maar ook de verschillende andere onderdelen van de jeugdzorg die nu nog onder de Zorgverzekeringswet (geestelijke gezondheidszorg voor jongeren) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (zorg voor licht verstandelijk beperkte jeugd) vallen. Ook de jeugdbescherming en jeugdreclassering maken onderdeel uit van de nieuwe wet.

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback