9.9 Bijlage Zelfreflectie-instrument individuele opvoedingsondersteuning (bijlage 9)

JGZ richtlijn Opvoedondersteuning (2013)

Opvoedondersteuning

Zelfreflectie-instrument individuele opvoedingsondersteuning

Sommige JGZ-professionals zullen al over de benodigde competenties beschikken om de individuele opvoedingsondersteuning in al haar facetten uit te voeren. Maar dat zal niet voor alle JGZ-professionals gelden; ervaringen kunnen uiteenlopen. Op dit moment is het bovendien nog zo dat JGZ-instellingen op het terrein van opvoedingsondersteuning over verschillende signaleringsinstrumenten en verschillende in te zetten interventies beschikken. Ook de mate waarin en de manier waarop professionals getraind worden op het terrein van communicatie zijn per instelling verschillend. Daarnaast kunnen samenwerkingsafspraken met andere disciplines en/of organisaties (bijv. rondom zorgcoördinatie) per JGZ-instelling anders zijn

Dit zelfreflectie-instrument is een handreiking voor JGZ-professionals waarmee ze kunnen bepalen of zij de competenties in huis hebben om de behoefte aan individuele opvoedingsondersteuning vast te stellen en uit te voeren. Het is geen test, maar een middel om professionele competenties in kaart te brengen en een eventueel algemeen of individueel aandachtspunt te kunnen signaleren op het gebied van attitude, kennis en/ of vaardigheden.

Werkwijze

Beoordeel uzelf door een score toe te kennen op een schaal van 1 tot en met 4 aan elke competentie. Kijk per competentie wat uw gemiddelde score is. U scoort hoog als u gemiddeld boven de 3 zit. Bekijk vervolgens in overleg met uw teamleider hoe u de competenties waar u laag op scoort verder kunt ontwikkelen.

Dit zelfreflectie-instrument is ook te gebruiken om feedback te krijgen van anderen, bijvoorbeeld van collega’s, uw leidinggevende of van klanten. Vraag hen dit instrument voor u in te vullen, vergelijk de scores en bespreek de verschillen.

Te beoordelen competenties

Beoordelingsschaal:

1 = slecht 2 = matig 3 = redelijk 4 = goed

  1. Voorwaardenscheppend

Ik ben in staat een ondersteunende omgeving te scheppen.

Ik:

  • ben erg gemakkelijk toegankelijk voor ouders
  • kan een vertrouwensrelatie aangaan met alle soorten ouders
  • neem een neutrale, niet-oordelende houding aan
  • kan een gelijkwaardige relatie aangaan gericht op samenwerking
  • respecteer de autonomie van ouders
  • respecteer de rechten van het kind
  • ben goed bereikbaar

1-2-3-4 

1-2-3-4 

1-2-3-4 

1-2-3-4

1-2-3-4 

1-2-3-4 

1-2-3-4

  • Ik kan me goed inleven in de situatie van de ouder(s)
1-2-3-4
  • Ik kan outreachend (vraagzoekend) werken:
    • ten aanzien van ouders die moeilijk bereikbaar zijn
    • ten aanzien van ouders die gezondheidsproblemen bij hun kinderen (nog) onvoldoende herkennen of erkennen

1-2-3-4

1-2-3-4

  • Ik heb kennis van motiverende gespreksvoering
1-2-3-4
  • Ik kan motiverende gespreksvoering inzetten om gedragsverandering zo nodig te faciliteren
1-2-3-4
  • Ik stel het kind centraal en richt me op het empoweren (versterken van de eigen kracht) van de ouder(s).
 
  • Ik versterk zelfredzaamheid, eigen kracht en mogelijkheden van de ouder(s)
1-2-3-4
  • Ik heb aandacht voor bronnen van steun uit eigen kring of buurt
1-2-3-4
2. Signaleren van opvoedingsvragen of -problemen
  • Ik heb kennis van en inzicht in de ontwikkeling en opvoeding van kinderen
1-2-3-4
  • Ik heb kennis van alledaagse tot ernstige opvoedings- of fasegerelateerde vragen of problemen
1-2-3-4
  • Ik kan signalen van (beginnende) problematiek van ouder(s) en/of kind herkennen
1-2-3-4
  • Ik ben in staat om signalen van beginnende problematiek bespreekbaar te maken met de ouder(s)
1-2-3-4
  • Ik heb alle kinderen in beeld
1-2-3-4
3. Informatie verzamelen
  • Ik licht mijn werkwijze toe en stem deze af op de verwachtingen van de ouder(s)
1-2-3-4
  • Ik stel uitnodigende open vragen om de inbreng van ouder(s) te stimuleren
    • ik luister actief
    • ik geef reflecties
    • ik vat samen
    • ik bekrachtig de inbreng van de ouder(s)

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

  • Ik ben in staat om relevante informatie te verzamelen die nodig is om een goed en compleet beeld te krijgen van:
    • de vraag of het probleem
    • de wens/behoefte van ouder(s) en/of kind
    • het gezin
    • de situatie waarin het kind en het gezin verkeren

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

  • Ik kan signaleringsinstrumenten t.b.v. het opsporen van psychosociale en/of opvoedingsproblemen:
    • toepassen
    • interpreteren

1-2-3-4

1-2-3-4

  • Ik kan de balans draagkracht-draaglast in kaart brengen
  • Ik:
    • kan een niet-pluisgevoel analyseren
    • heb inzicht in factoren die een risico vormen of juist bescherming bieden t.a.v. het ontstaan of voortbestaan van problemen bij het kind
    • ben in staat tot een professionele taxatie van de situatie

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

  • Ik kan de veiligheid van het kind inschatten
1-2-3-4
  • Ik weet wanneer ik hierbij ter ondersteuning een instrument moet gebruiken
1-2-3-4
  • Ik ben in staat om de verzamelde informatie in kaart te brengen op ernst in te schatten van de aard, omvang duur en samenhang van de problematiek
1-2-3-4
4. Zorgbehoefte vaststellen
  • Ik ben in staat om bij problemen de verzamelde informatie te beoordelen op zwaarte en omvang van de problematiek
1-2-3-4
  • Ik ben in staat om op grond van de beschikbare informatie de problematiek en hulpvraag vast te stellen
1-2-3-4
  • Ik kan samen met de ouder(s) vaststellen of hulp nodig is en, zo ja, welke hulp:
    • Ik kan de zelfredzaamheid van de ouder(s) beoordelen t.a.v. het oplossen van vragen of problemen in de opvoeding
    • Bij problemen kan ik beoordelen in welke fase van gedrags-
    • verandering ouders zitten
    • ‘Ambivalentie’ t.a.v. gedragsverandering kan ik samen met de ouder(s)onderzoeken(ik ga terug naar stap3: informatie verzamelen)
    • Ik kan beoordelen of er behoefte is aan:
      • (anticiperende)voorlichting, individueel of collectief
      • (aanvullende) adviezen of suggesties
      • (lichte) pedagogische ondersteuning
    • Bij de behoefte aan (lichte) pedagogische ondersteuning kan ik samen met de ouder(s) vaststellen welke interventie of aanpak voor ouder(s) en kind het meest geschikt lijkt

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

  • Ik ondersteun ouders:
    • bij het vinden van eigen oplossingen voor hun vragen
    • bij het aanboren van hun eigen netwerk
    • het zoeken van ondersteuning in de wijk
    • bij het versterken van hun eigen kracht
    • bij het komen tot de gewenste resultaten te komen
    • Ik ken de sociale kaart

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

  • Ik weet wanneer en hoe ik expertise van andere disciplines kan raadplegen, of erbij kan halen
1-2-3-4
  • Ik weet wanneer een verwijzing naar specialistische hulp nodig is
1-2-3-4
  • Ik weet wanneer direct ingrijpen noodzakelijk is
1-2-3-4
5. Ondersteuning bieden
  • Ik maak gebruik van landelijke richtlijnen
1-2-3-4
  • Ik ken de methodieken en interventies die gebruikt worden t.b.v. opvoedingsondersteuning
    • ik kan deze toepassen in de praktijk en op maat maken voor de specifieke hulpvraag
1-2-3-4
  • Ik heb kennis van vraaggericht werken
1-2-3-4
  • Ik kan vraaggericht werken toepassen in de praktijk
1-2-3-4
  • Ik heb kennis van oplossingsgericht werken
1-2-3-4
  • Ik kan oplossingsgericht werken toepassen in de praktijk
1-2-3-4
  • Ik kan met de ouder(s) een concreet plan van aanpak maken
1-2-3-4
  • Ik laat de ouder(s) zo nodig bronnen van steun benutten:
    • binnen de eigen familie- en/of vriendenkring
    • in de wijk

1-2-3-4

1-2-3-4

  • Ik kan zo nodig mijn inzet met andere hulpverleners en netwerken afstemmen
    • een gezamenlijk plan van aanpak maken

1-2-3-4

1-2-3-4

  • Ik ben in staat om bemoeizorg te leveren
1-2-3-4
6. Zorg coördineren (eventueel)
  • Ik kan het contact onderhouden met instellingen en uitvoerende professionals
1-2-3-4
  • Ik ben in staat om te zorgen voor afstemming tussen de hulpvraag van de ouder(s) en de hulp van professionals
1-2-3-4
  • Ik onderken wanneer de zorg stagneert
1-2-3-4
  • Ik ben in staat om stagnerende zorg te bespreken met betrokken hulpverleners
1-2-3-4
  • Ik ben in staat om stagnerende zorg te bespreken met de ouder(s)/kind
1-2-3-4
  • Ik kan de samenwerking tussen professionals volgen
1-2-3-4
  • Ik kan de samenwerking tussen professionals actief coördineren
1-2-3-4
  • Ik ben bekend met het opschalingmodel in de regio
    • ik kan dit model toepassen
       

1-2-3-4

1-2-3-4

  • Ik kan rondetafelgesprekken met ouders en professionals organiseren
    • ik kan deze gesprekken leiden

1-2-3-4

1-2-3-4

7. De zorg volgen en afsluiten
  • Ik kan het digitaal dossier van het kind voeren
1-2-3-4
  • Ik ben in staat om de uitvoering van de zorg te volgen
1-2-3-4
  • Ik kan met de ouder(s) de kwaliteit van het totale zorgproces beoordelen op:
    • effectiviteit en efficiëntie
    • samenwerking met andere disciplines
    • tevredenheid van ouders

1-2-3-4

1-2-3-4

1-2-3-4

  • Ik kan vaststellen of er voor ouder(s) en kind een gewenste situatie bereikt is
1-2-3-4
  • Ik kan met de ouder(s) vaststellen of de draagkracht en draaglast in balans zijn
1-2-3-4
  • Ik kan zo nodig het plan van aanpak bijstellen en/of alsnog verwijzen naar specialistische hulp
1-2-3-4
  • Ik weet wanneer direct ingrijpen noodzakelijk is
1-2-3-4
  • Ik kan de inspanning en het succes van de ouder(s) bekrachtigen
1-2-3-4
8. Anticiperen op de toekomst
Ik kan met de ouder(s) vaststellen wat eventueel nodig is om de zelfredzaamheid vast te houden of te vergroten. Daarbij anticipeer ik op de komende ontwikkelingsfase(n) van het kind en de daarbij horende nieuwe opvoedingsopgaven voor de ouder(s) 1-2-3-4

Heb je vragen?

Neem voor vragen of meer informatie contact met ons op

Contact opnemen

Heb je suggesties voor verbetering van deze JGZ-richtlijn?

Geef jouw feedback